Luke 1:78

Profetie over Johannes

In deze verzen richt Zacharia zich tot het kind Johannes. Terwijl de oude man de jongen in zijn armen houdt en hem in het gezicht kijkt, spreekt hij deze woorden tot hem. Het zijn de eerste woorden die we van Zacharia tot hem in de Schrift hebben. Hij spreekt tot Johannes over het grote voorrecht om een profeet van de Allerhoogste te mogen zijn. Johannes mag de wegen bereiden van de Heer Die geboren zal worden (Js 40:3). Deze allerhoogste Heer, dat is de HEERE, Jahweh, is de Heer Jezus. De Allerhoogste is de Naam van God in het vrederijk, waar Hij boven alles is en alles aan Hem onderworpen is.

Zacharia zegt tegen zijn zoon hoe hij de wegbereider van de Messias zal zijn. Hij zal dat zijn door de weg te gaan bereiden in de harten van mensen. Hij weet dat de enige manier om “Zijn volk”, dat is het volk van de Allerhoogste, te helpen, zal zijn door hun te leren hoe ze vergeving van hun zonden kunnen ontvangen en daardoor deel kunnen krijgen aan de behoudenis die God aanbiedt. Daarvoor zal hij de doop van bekering prediken. Zijn prediking is gebaseerd op “[de] innerlijke barmhartigheid” van God – dat is de ‘barmhartigheid van Gods ingewanden’, zoals er letterlijk staat – die in de komst van Christus zo heel tastbaar wordt.

“[De] Opgang uit [de] hoogte” is een bijzondere omschrijving voor Christus. Zijn komst is werkelijk het morgenlicht van een nieuwe dag. Elke aardse zonsopgang gebeurt voor het menselijk oog van beneden naar boven, maar de opgang van Christus is van boven naar beneden. Zacharia beschrijft de komst van de Opgang als het schijnen van het licht in de duisternis en de schaduw van de dood (Js 9:1). Het volk is in de duisternis, zonder licht, en het enige uitzicht dat het heeft, is de dood. Dat is de ellende waarin het volk verkeert. De komst van de Heer Jezus biedt in die toestand licht en uitzicht.

Waar licht komt, wordt een weg duidelijk. Die weg is de weg van de vrede, van vrede met God en met elkaar. Eerst kenden zij de weg van de vrede niet (Rm 3:17). Door Christus en door het bloed van het kruis kunnen ze vrede met God krijgen en vervolgens hun voeten zetten op de weg van de vrede. Het is de weg van het leven, waar de schaduw van de dood is geweken. Op die weg kunnen hun voeten ‘gericht’ worden, dat wil zeggen dat God de richting van hun leven bepaalt.

Ieder die vrede met God heeft, kan die weg gaan, terwijl de voeten geschoeid zijn met de toerusting van het evangelie van de vrede (Ef 6:15). Deze vrede is hemels, het is de vrede van God (Fp 4:7). Als wij deze vrede bezitten, zal in onze wandel zichtbaar zijn dat wij vanuit die vrede leven. Dan brengen we alles wat in ons hart is bij God. We rusten dan in elke omstandigheid waarin Hij ons brengt. De Heer Jezus is hierin ons voorbeeld (Mt 11:25-30).

De vrede van God wordt gekenmerkt door de rust van God op Zijn troon, onaangedaan door alle gewoel op aarde. De duivel zal alles doen om te proberen onze vrede weg te nemen. Net als bij Job zal hij daarvoor allerlei (onaangename) omstandigheden gebruiken. In de hemel is niets waardoor we onrustig worden en onze vrede verliezen. Het getuigenis van de hemelse werkelijkheid zal op aarde vooral gezien worden in de vrede die wij te midden van alle gewoel uitstralen.

Copyright information for DutKingComments