Luke 1:8-9

De priesterdienst van Zacharia

De priesterafdeling waartoe Zacharia behoort, heeft dienst. Er waren in die tijd naar schatting achttienduizend priesters, verdeeld over vierentwintig afdelingen. Elke afdeling kwam bij toerbeurt naar Jeruzalem om daar dienst te doen. Elke dag werd door het lot bepaald welke priester die dat nog niet eerder had gedaan, het reukwerk mocht offeren. Gezien het grote aantal priesters zou iedere priester dit voorrecht slechts één keer in zijn leven te beurt kunnen vallen.

Hoe vaak zal Zacharia in de beurt van zijn afdeling al in Jeruzalem zijn geweest? En elke dag werd het lot geworpen. Elke dag zal Zacharia gebeden hebben dat hij toch nu het voorrecht zou mogen hebben om het reukwerk te offeren. Telkens was het geworpen en tot nu toe was het telkens niet op hem gevallen. Zo heeft hij daarop gewacht, zoals hij ook op een zoon heeft gewacht en steeds tevergeefs. Dan valt ten slotte toch het lot op de oude man. Hij mag het reukwerk offeren.

Dit is een voorrecht en een mooie en tegelijk verantwoordelijke taak. Hij moet het volk vertegenwoordigen en mag tot God naderen. Waarschijnlijk is Zacharia een van de weinige priesters geweest die dit werk met toewijding aan God en liefde voor het volk doet. Het priesterschap als geheel is in groot verval. De houding van de overpriesters tegenover de Heer Jezus bewijst hoezeer het priesterschap niet op God maar op henzelf is gericht. Het gaat er niet om of God krijgt wat Hem toekomt, maar of zij er zelf beter van kunnen worden. Zacharia vormt daarop een uitzondering.

Omdat hij trouw is, kan God aan hem mededelingen doen over Zijn plannen. Hij wil Zacharia daarin inzicht geven. Trouw de opdracht vervullen die we hebben gekregen, is altijd, ook nu nog, een van de voorwaarden om mededelingen van God te kunnen ontvangen en begrijpen. Dat er ook nog geloof nodig is, zien we verderop.

Het lot heeft bepaald dat Zacharia het reukoffer mag gaan brengen. Hier is nog sprake van het lot. God gebruikte dat toen nog om Zijn soevereine wil bekend te maken. Dat past bij een oudtestamentische situatie. Als de Heer Jezus naar de hemel is gegaan, wordt nog één keer en wel voor de laatste keer gebruikgemaakt van het lot. Dat is in het geval van het kiezen van een apostel in de plaats van Judas (Hd 1:26). Dat is nog voordat de Heilige Geest is uitgestort en op aarde is gekomen om de gelovigen te leiden. Als de Heilige Geest er eenmaal is, lezen we nergens meer over het gebruik van het lot. Vanaf Zijn komst op aarde leidt de Heilige Geest de gelovigen in het nemen van beslissingen.

Zacharia moet het tempelhuis van de Heer, Jahweh, binnengaan “om te reukofferen”. Het reukoffer stelt symbolisch de Heer Jezus voor in de lieflijkheid die Hij heeft voor God. Zo mag de gelovige nu aan God vertellen hoe voortreffelijk de Heer Jezus is en op die manier als een priester in geestelijke zin op een geestelijke wijze het reukoffer brengen. Als het reukoffer wordt gebracht, staat de priester in de geur ervan. Zo is de gelovige aangenaam gemaakt in Wie Christus is voor God. Reukwerk is een beeld van de gebeden van de heiligen (Ps 141:2; Op 5:8) én het is een beeld van de persoonlijke heerlijkheid van de Heer Jezus (Op 8:3). Onze gebeden zijn alleen aangenaam voor God door Hem (Hb 13:15).

Zacharia gaat in de tempel op aarde te werk in overeenstemming met de wet. In de loop van dit evangelie zien we de overgang van wet naar genade, van de aarde naar de hemel. Het evangelie eindigt met de blijde boodschap voor alle volken en een Christus Die in de hemel wordt opgenomen om daar Zijn hogepriesterlijke dienst te gaan verrichten.

Dit evangelie begint met een tafereel in de tempel en het eindigt met een tafereel in de tempel. In het eerste hoofdstuk zien we een stomme priester. In het laatste hoofdstuk vinden we mensen die allesbehalve stom zijn. Zij loven en prijzen God als mensen die ertoe bestemd zijn priesters te zijn in een nieuwe bedeling, die van de gemeente. Dit evangelie begint met een gelovige die niet kan spreken, het eindigt met gelovigen die niet kunnen ophouden met lofprijzen.

Dat de hele volksmassa buiten is, is het typische kenmerk van het Oude Testament. De massa is wel in gebed. Gebed komt veel voor in dit evangelie. Acht keer vinden we de Heer Jezus in gebed (Lk 3:21; Lk 5:16; Lk 6:12; Lk 9:18; 29; Lk 11:1; Lk 22:41; Lk 23:34a). Het volk is in gebed, wat niet betekent dat zij een werkelijk verlangen naar God hebben. Toch zullen er ook trouwe gelovigen tussen zijn die in werkelijke eerbied in gebed zijn. Zij beseffen dat God alleen met hen te doen kan hebben op basis van het reukoffer. Het gebed hoort bij hun godsdienst. Zij mogen niet zelf tot God naderen. Het moet gebeuren via een middelaar.

Overal waar in de christenheid iemand een positie inneemt tussen mensen en God, is dat een vasthouden aan deze oudtestamentische situatie. Het is het voorrecht van de gelovige dat hij nu zelf tot God mag naderen. Iedere gelovige is een priester en wordt opgeroepen om geestelijke offers te brengen (1Pt 2:5).

Copyright information for DutKingComments