Luke 10:33-35

De barmhartige Samaritaan

De Heer antwoordt met een gelijkenis. Dit is een ander soort gelijkenis dan de gelijkenissen in het evangelie naar Mattheüs. Daar spreekt Hij koninkrijksgelijkenissen uit, terwijl Lukas genadegelijkenissen uit de mond van de Heer optekent.

De Heer stelt een mens voor die afdaalt van Jeruzalem naar Jericho. Het wil zeggen dat het om een mens gaat die de plaats verlaat waar God woont om te gaan naar de plaats van de vloek. Het is niet alleen een letterlijke afgang, maar ook en vooral een geestelijke. De man bereikt Jericho niet, want hij valt in handen van rovers. Die sparen hem niet. Ze ontnemen hem al zijn bezittingen, mishandelen hem en laten hem halfdood achter. Zijn toekomst ziet er somber uit, hij heeft de dood te verwachten.

Dan lijkt er hoop te dagen. Er komt een priester voorbij, iemand die God kent en weet hoe God is. Die zal hem, zijn volksgenoot, toch wel helpen. Er is echter geen vriendelijkheid in het hart van deze priester, geen voornemen om liefde te bewijzen. Hij is ook niet door God op reis gezonden, maar gaat zo zijn eigen weg. Hij komt daar “toevallig” langs. Hij vindt het een treurige samenloop van omstandigheden voor die arme man, maar dat is zijn zaak niet. Het zien van de man in zijn ellende wekt geen genade in hem op. Zo gaat de priester, de hoogste uitdrukking van de wet van God, “toen hij hem zag aan de overkant voorbij”.

De priester wist niet wie zijn naaste was, net zomin als de wetgeleerde. Zelfzucht maakt blind. De wet geeft kennis van zonde, maar zet niet aan om anderen in nood te helpen. De wet toont de mens eenvoudig zijn plicht, en verklaart hem schuldig omdat hij die plicht niet doet. Anderzijds verbiedt de wet niet om barmhartigheid te bewijzen.

Als de priester is verdwenen, komt er een Leviet voorbij. Hij staat volgens de wet wat zijn positie betreft het dichtst bij de priester. Hij kijkt ook naar de man, maar evenmin als de priester herkent hij in de man zijn naaste.

Dan komt er een Samaritaan aan. Als de man niet halfdood was, zou hij in elk geval niet door een Samaritaan willen worden geholpen. Maar hij heeft niet eens kracht om iemand te hulp te roepen. De door hem verachte Samaritaan vraagt niet wie zijn naaste is. De liefde die in zijn hart aanwezig is, maakt hem tot naaste van de man die in nood verkeert. Dit is wat God in Christus Zelf heeft gedaan. Dan verdwijnen alle wettische en vleselijke onderscheidingen.

De Samaritaan komt niet ‘toevallig’ langs. Hij is “op reis”, hij heeft een doel. Op weg naar dat doel komt hij bij het slachtoffer van de roofoverval. Hij ziet hem, en in plaats van zich af te keren wordt hij met ontferming bewogen. Zijn ontferming brengt hem ertoe zelf naar de man te gaan. Hij stuurt niet iemand anders. Hij zegt niets, maakt de man geen verwijten, maar verbindt zijn wonden na die met olie en wijn behandeld te hebben.

De Samaritaan lijkt voorbereid op een dergelijke ontmoeting omdat hij deze dingen bij zich heeft die precies nodig zijn voor deze man. Hij laat de man ook niet verder aan zijn lot over, maar neemt hem mee. Daarvoor stelt hij zijn eigen rijdier ter beschikking. De man mag erop en hij loopt ernaast. Hij verwisselt met de man van plaats. Dat is wat de Heer Jezus doet met ons. Hij was rijk en is arm geworden om ons die arm waren rijk te maken (2Ko 8:9).

In de olie, de wijn en het rijdier kunnen we ook een geestelijke betekenis zien. Olie is een beeld van de Heilige Geest en de wijn is een beeld van de vreugde. Zijn eigen rijdier is wat ons draagt, waarin we Zijn gerechtigheid kunnen zien waardoor we voor God kunnen leven.

Zo brengt hij hem naar een herberg. De Samaritaan moet verder op reis, maar zijn zorg voor hem houdt niet op. Hij draagt zijn zorgen over aan de herbergier die hij daarvoor twee denaren geeft. En nog houdt zijn zorg voor hem niet op. Hij belooft terug te komen om te kijken hoe het met de man gaat. Mocht dan blijken dat er meer nodig was dan de twee denaren, dan zal de Samaritaan dat ook vergoeden.

Dit is het volle resultaat van de genade. Genade verlost niet alleen van zonden, maar brengt ook in een herberg, een thuis, onder de zorg van de Heilige Geest, van Wie we in de herbergier een beeld kunnen zien. In de herbergier kunnen we ook een beeld zien van een gelovige die zorg aan anderen besteedt met de gave die de Heer daarvoor door de Heilige Geest aan hem heeft gegeven.

Bij Zijn terugkeer zal de Heer allen die zich om anderen hebben bekommerd, schadeloosstellen voor alle inspanningen die zij zich hebben getroost.

Copyright information for DutKingComments