Luke 12:15

Waakt voor alle hebzucht

Iemand uit de menigte valt de Heer in de rede met een vraag over een te verdelen erfenis, waarvan hij zijn deel wil hebben. Hier blijkt een ander gevaar aanwezig. Het vorige gedeelte betreft het gevaar van vervolging door wettische mensen. Nu krijgen we het gevaar van geldzucht, materialisme, wat valt onder de noemer van hebzucht.

Terwijl de Heer ernstige woorden spreekt over leringen van de farizeeën en het begaan van een niet te vergeven zonde en vervolging van Zijn discipelen, vindt iemand dat er wel belangrijkere dingen zijn, zoals het verdelen van een erfenis. De man heeft zo de gedachte dat deze Mens wel even een geschil met zijn broer over een te verdelen erfenis kan regelen. Het is eigenlijk niet eens een verzoek, maar meer een opdracht. Zijn broer is er met de erfenis vandoor gegaan en hij staat met lege handen. Met alles wat hij van deze Mens heeft gehoord, lijkt hem dat de geschikte Persoon om als bemiddelaar in dit geschil op te treden.

Hij erkent Hem als zijn Meerdere door Hem als “Meester” aan te spreken. De Heer spreekt de vraagsteller aan met “mens”, waarin een ernstig verwijt doorklinkt, in de zin van: ‘Mens, val je Mij dáármee lastig? Je hebt er geen idee van waar je het over hebt.’ Hij vraagt de mens hoe hij erbij komt dat Hij rechter of deler zou zijn. Wie heeft Hem daartoe aangesteld? In elk geval God niet.

Zeker is Hij Rechter en Deler, maar niet nu. Als Hij nu als Rechter zou zijn gekomen en als zodanig zou zijn opgetreden, had niemand voor Hem kunnen bestaan. Ook de tijd van delen was niet aangebroken. Hij is niet gekomen voor aardse, maar voor hemelse doeleinden. Als Hij door de mensen was aangenomen, ja, dan zou Hij ongetwijfeld hier beneden erfenissen hebben verdeeld. Maar zoals het nu is, is Hij geen rechter of deler over de mensen of hun zaken hier beneden.

De Heer gaat geen regels voor verdeling van aards bezit geven, maar gebruikt de vraag om de diepere oorzaak ervan aan het licht te brengen: de hebzucht. Hij spreekt de vraagsteller persoonlijk aan. Hij weet dat de vraag voortkomt uit hebzucht, uit het meer willen hebben dan men bezit. Bij het verdelen van erfenissen wordt pas goed openbaar wat er in de harten is. Mensen worden in dergelijke situaties geregeerd door de angst dat anderen er met iets waardevols vandoor gaan dat zij over het hoofd hebben gezien en dat zij het nakijken hebben.

Hebzucht is het meer willen hebben dan voldoende is om van te leven. Het is afgoderij (Ko 3:5-6), want het verdringt God en de Heer Jezus uit het hart en stort het leven in het verderf. De Heer wijst er ook op dat het leven niet tot iemands bezittingen behoort. Daarvan zijn mensen zich niet bewust. Je kunt nog zoveel bezittingen hebben en daarover naar willekeur beschikken, iemands leven is een geschenk van God.

Copyright information for DutKingComments