Luke 12:37

Wachtende en wakende slaven

Wie een schat in de hemel heeft, weet dat hij zelf nog op aarde is. Hij weet ook dat zijn tijd op aarde een einde heeft en dat hij dan zijn schat in de hemel in bezit mag nemen. Wie een schat in de hemel heeft, verwacht dan ook de Heer. Hij wordt niet overvallen door Zijn komst, maar is er klaar voor.

Daarom heeft hij zijn lendenen omgord. Het omgorden van de lendenen betekende vroeger dat de lange kleding werd opgetrokken en om de lendenen werd gebonden, zodat er ongehinderd en ook snel kon worden gelopen. De Israëlieten kregen die opdracht toen ze op het punt stonden Egypte te verlaten (Ex 12:11). De Heer Jezus gebruikt dit beeld met het oog op ons vertrek uit de wereld. Als ons hart hangt aan de dingen van dit leven, hebben we de lendenen niet omgord.

Behalve gereed te zijn tot vertrek legt de discipel ook een duidelijk getuigenis af waarvoor hij leeft en waarnaar hij uitziet. Zijn lamp brandt helder in een duistere wereld waar met God geen rekening wordt gehouden. Ook dat zien we bij de Israëlieten als de negende plaag, de duisternis, over het land Egypte komt (Ex 10:23).

Gelovigen geven een helder getuigenis van hun werkelijke belangen. Ze hangen niet aan de dingen van dit leven die ze elk moment kunnen achterlaten, nog afgezien van het feit dat al die dingen hun zomaar kunnen ontvallen. Tegelijk doen ze ook niet aan wereldmijding en leggen ze daarin getuigenis af van hun verwachten van de Heer (1Th 1:8-10).

De Heer zegt tegen Zijn discipelen dat ze gelijk moeten zijn aan mensen die op hun heer wachten. Die mensen zijn namelijk slaven. De discipelen zijn de slaven en de Heer Jezus is hun Heer. Wachten wil zeggen: verwachtend uitzien. Het zinsdeel “wanneer Hij terugkomt van de bruiloft”, is niet eenvoudig te verklaren. Het kan zijn dat het gaat om de bruiloft van het Lam die in de hemel heeft plaats gehad (Op 19:7). Het kan ook gaan om de bruiloft van de Heer met het aardse Jeruzalem (Hl 3:11).

Hoe het ook zij, de Heer spreekt ons aan als discipelen die Hij wil invoeren in het koninkrijk om met Hem de bruiloft te vieren. Met het oog op de bruiloft spoort Hij ons aan om ons niet te laten verleiden tot het zoeken van de dingen van de wereld. Als Hij komt, verwacht Hij discipelen die naar Hem hebben uitgezien en Hem hebben verwacht.

Hij prijst de slaven gelukkig die Hij niet alleen wachtend, maar ook wakend zal vinden. ‘Wachten’ doen we met het oog op de Heer, ‘waken’ doen we met het oog op de dief. Uitzien naar de komst van de Heer mag ons niet zorgeloos, onvoorzichtig of naïef maken voor de aanwezigheid van de vijand die ons oog van de Heer wil afleiden en ons geestelijk schade wil berokkenen.

Deze houding van wachten en waken is voor de Heer zo waardevol, dat Hij persoonlijk die gelovigen een plaats van rust en gemeenschap met Hem zal geven en hen Zelf zal dienen. Hij verwisselt van plaats met de Zijnen, zoals ook de Samaritaan van de ezel afstapte om de man die in de handen van rovers was gevallen daarop te zetten (Lk 10:34). Zij hebben Hem gediend op aarde zonder zich te laten afleiden door alle welvaart; Hij zal hen dienen in de hemel. Hij zal zich “omgorden” (vgl. Jh 13:3-5) om hen ongehinderd te kunnen dienen en “naderkomen”, wat duidt op intimiteit en een vertrouwelijke omgang. Zijn dienst bestaat uit het hun steeds meer bekendmaken met de heerlijkheden van Zijn eigen Persoon.

Copyright information for DutKingComments