Luke 17:20-37

Het koninkrijk van God is in Christus

De farizeeën hebben een vraag. Ze willen weten wanneer het koninkrijk van God komt. Zij zijn er klaar voor, menen ze. De vraag is alleen wanneer het koninkrijk klaar zal zijn voor hen, menen ze. Het is een vraag van blind ongeloof. Het is als met het vragen naar een teken. Ze hebben geen ogen om te zien, want ze zijn blind, en omdat ze blind zijn, zien ze het koninkrijk van God niet, want het “komt niet op waarneembare wijze”. Hiermee bedoelt de Heer dat het niet in uiterlijke macht en heerlijkheid komt.

Toch heeft Hij een overvloed aan bewijzen geleverd dat het koninkrijk van God onder hen aanwezig is en wel in Zijn Persoon. Zij herkennen Gods Koning echter niet in Hem, hoewel Hij de ware kracht van het koninkrijk heeft geopenbaard in de vele overwinningen over de satan en over alle gevolgen van de zonde in deze wereld. De ware kracht van het koninkrijk is geopenbaard in de afhankelijke en gehoorzame Mens, in de nooit falende kracht van God die door Hem werkt.

Voor dit alles zijn zij blind. Zij hebben er geen waardering voor omdat zij God niet waarderen. Ze verlangen als volk naar wat hen zou verhogen en de vijanden zou verdelgen, maar ze verlangen niet naar wat God verheerlijkt en de mens vernedert. Daarom laat de Heer hun in Zijn antwoord zien, dat het van de tijd van Zijn verwerping af tot Hij terugkomt in heerlijkheid, niet een kwestie is van “zie, hier, of: daar”, maar van geloof om de heerlijkheid van Zijn Persoon te erkennen en om in te zien dat de kracht die in Hem werkzaam is, de kracht van God is.

Het koninkrijk van God is in hun midden en zij zien het niet omdat zij Hem niet zien. Zij denken gering over de Heer Jezus. Dit is de ondergang voor iedereen die het getuigenis hoort, maar weigert het aan te nemen.

Lukas spreekt over het koninkrijk van God, niet over het koninkrijk der hemelen. Alleen Mattheüs spreekt over het koninkrijk der hemelen en hij zegt nergens, zolang de Heer op aarde was, dat het koninkrijk der hemelen gekomen was. Hij zegt wel, in overeenstemming met wat Lukas hier zegt, dat de Heer heeft gezegd: “Als Ik echter door [de] Geest van God de demonen uitdrijf, dan is het koninkrijk van God tot u gekomen” (Mt 12:28).

Het koninkrijk van God was er toen Christus op aarde was. Dat bewees Hij door de kracht van de Geest te openbaren in talloze overwinningen op de satan. Het koninkrijk der hemelen is pas gekomen, nadat Hij naar de hemel is gegaan en vanuit de hemel zijn verborgen regering over de aarde is begonnen. Wanneer Hij terugkomt in heerlijkheid, zal Hij die regering in openbare vorm uitoefenen en zal er geen verschil zijn tussen het koninkrijk van God en het koninkrijk der hemelen. Dan zal het koninkrijk in kracht en heerlijkheid gekomen en gevestigd zijn.

De dag van de Zoon des mensen

De Heer richt het woord tot Zijn discipelen. Voor de farizeeën heeft Hij geen nadere mededelingen over het koninkrijk. Voor Zijn discipelen heeft Hij wel nader onderwijs over het koninkrijk van God in zijn toekomstige vorm en meer nog over de dagen die vlak daaraan voorafgaan. Dat zullen dagen zijn waarin ze zullen terugverlangen naar een van die dagen die zij genoten hebben in de tijd van de aanwezigheid van de Heer op aarde.

Tot Zijn discipelen kan Hij vrijuit spreken over de toekomstige vorm van het koninkrijk, dat is de vorm waartoe het denken van de farizeeën zich beperkte. De discipelen hadden de Heer door het geloof aangenomen, en hoe weinig inzicht zij ook mochten hebben, zij begrepen dat het koninkrijk van God midden onder hen was. Daarom kan Hij hun Goddelijk licht geven over de toekomst, wanneer Hij het koninkrijk zichtbaar zal oprichten.

Hij waarschuwt hen om zich niet te laten misleiden. Vlak voor Zijn komst zullen er veel valse christussen zijn die zich als de beloofde Messias presenteren. Hij wijst erop dat men zal zeggen: “Zie, hier, Zie, daar.” Tegen de farizeeën heeft Hij zojuist gezegd dat dit niet gezegd zal worden (Lk 17:21) omdat Hij, Gods Koning, in levenden lijve voor hen stond.

De Heer geeft Zijn discipelen inzicht in de wijze waarop Hij komt. Ze hoeven niet naar allerlei misleidende stemmen te luisteren, want als Hij komt, zal het onmiskenbaar duidelijk zijn dat Hij het is. Ze hoeven niet te denken dat ze naar Hem moeten zoeken, alsof Hij ergens op een verborgen plaats zal zijn. Hij komt zoals de bliksem bliksemt over de hele aarde. Elk oog zal Hem zien (Op 1:7). Niemand zal het aan een ander hoeven te vertellen dat Hij er is. Zijn heerlijkheid en majesteit zullen dan voor iedereen waarneembaar zijn, terwijl Zijn heerlijkheid nu alleen te zien is door het geloof (Jh 1:14). Dan is het “Zijn dag”.

Voordat het zover is, moet Hij eerst veel lijden en verworpen worden door dit geslacht. Hun slechtheid en opstand tegen God moeten hun toppunt bereiken. Daarna komt het oordeel.

De dagen van Noach en van Lot

De Heer vergelijkt de dagen van de Zoon des mensen met de dagen van Noach. Toen leefden de mensen hun eigen leven en wel op een manier dat God moest zeggen dat de aarde verdorven was voor Zijn aangezicht en dat zij vol was met geweld (Gn 6:11-12). De dagen van de Zoon des mensen zijn de dagen dat Hij Zijn heerschappij als de Zoon des mensen over de schepping uitoefent. Die heerschappij zal beginnen met het rechtvaardige oordeel over de zonde.

In Lk 17:22 worden met “de dagen van de Zoon des mensen” de dagen bedoeld dat de Heer Jezus op aarde was. In Lk 17:26 zijn “de dagen van de Zoon des mensen” de dagen die voorafgaan aan Zijn tweede komst op aarde. Dat zijn de dagen waarin ook wij leven. Hierna komt “Zijn dag” (Lk 17:24), de periode die ziet op Zijn regering in heerlijkheid.

Dat ook wij leven in de dagen die voorafgaan aan Zijn komst, zien we aan de verwijzingen naar de dagen van Noach en Lot. Die dagen werden gekenmerkt door dezelfde dingen als waardoor onze dagen worden gekenmerkt. De Heer beschrijft het leven van de dagen van Noach vanuit een ander perspectief dan in Genesis. Hij wijst op het dagelijkse leven van de gewone mensen. Dat leven bestond uit eten en drinken en trouwen. Je zou je kunnen afvragen of daarover het oordeel moet komen. Dit zijn toch geen zondige dingen, maar allemaal door God Zelf ingestelde ordeningen? Dat is ook zo, maar als deze dingen het leven van de mens uitmaken en zij God buiten hun leefwereld hebben gesloten, zijn het kwade bezigheden. Daarom is het oordeel over allen gekomen, niemand is ontkomen.

De Heer verwijst ook nog naar de dagen van Lot. We weten uit Genesis in wat voor een verdorven stad Lot woonde. Maar ook hier stelt de Heer Sodom voor als een stad waarin mensen woonden voor wie de dagelijkse bezigheden bestonden uit verschillende activiteiten die op zichzelf niet verkeerd of zondig waren. Opmerkelijk is wel dat Hij hier niet meer spreekt over het huwelijk. Dat had in het goddeloze Sodom afgedaan.

Het oordeel komt omdat zij alle gewone activiteiten doen zonder God er ook maar enige plaats in te geven. Ban God uit het dagelijkse leven en het oordeel komt. Dat heeft Sodom ervaren. Lot kon ternauwernood gered worden. Hij moest zelfs meegesleurd worden (Gn 19:16) omdat hij talmde Sodom te verlaten. Het oordeel is over allen gekomen, niemand is ontkomen.

Het oordeel over de aarde en het oordeel over Sodom, de twee voorbeelden van een totaal en definitief oordeel, stellen de situatie voor die ook aan de orde zal zijn op de dag dat de Heer Jezus als de Zoon des mensen zal verschijnen. In het geval van Noach is er een waarschuwing aan voorafgegaan. Honderdtwintig jaar lang heeft hij aan de ark gebouwd en al die tijd heeft hij gepredikt dat het oordeel zou komen (2Pt 2:5), maar ze geloofden hem niet. Daarom is het oordeel voor al die mensen plotseling gekomen. Het oordeel over Sodom is ook plotseling gekomen, met alleen een waarschuwing voor Lot en zijn gezin. Evenzo zal de komst van de Zoon des mensen om te oordelen plotseling plaatsvinden (1Th 5:3). Dan zullen allen verdorven worden die de aarde hebben verdorven (Op 11:18).

Als de Zoon des mensen komt, is er geen tijd te verliezen. Dan zal duidelijk worden waar het hart op is gericht. De Heer waarschuwt om niets belangrijk te vinden. Elke vertraging om te vluchten is fataal. Vertraging wordt veroorzaakt als iemand denkt aan waardevolle dingen die hij thuis heeft liggen. Waar iemand ook is, er is op dat ogenblik slechts één ding van belang en dat is het redden van het vege lijf. Wie ondanks de ernst van de situatie toch kiest voor zijn spullen, bewijst dat deze dingen afgoden voor hem zijn. Zij hebben hem in de macht. Het gevolg is dat hij omkomt.

Trouw aan de Heer en aan Zijn getuigenis zal de ware en reddende wijsheid zijn. Wie toch het een of ander aards bezit belangrijker vindt dan zijn leven, zal zijn leven verliezen. De Heer herinnert aan de vrouw van Lot. Zij kon in haar hart niet loskomen van Sodom en dat werd haar noodlottig (Gn 19:17; 26). Haar hart was op de plaats waar God het oordeel bracht.

Hoe is dat met ons? Wie meent dat hij het leven in deze wereld kan vasthouden, terwijl de Heer zegt dat hij het moet loslaten, zal zijn leven kwijtraken. Wie zijn leven loslaat en het in de hand van de Heer geeft, zal het mogen houden.

Meegenomen of achtergelaten

God weet wie werkelijk discipelen van de Heer Jezus zijn en wie het slechts in schijn zijn. Wie Hem niet toebehoren, neemt Hij weg door het oordeel. Wie Hem wel toebehoren, blijven achter om het vrederijk binnen te gaan.

Hij weet in Zijn oordeel te onderscheiden in de nauwste betrekkingen, zoals die van man en vrouw die in de nacht samen in bed liggen. Een ander tafereel is dat van twee vrouwen die in de morgen meel aan het malen zijn om daarvan brood te kunnen bakken. Van hen zal ook de een meegenomen worden door het oordeel, terwijl de ander achterblijft om het vrederijk binnen te gaan. Nog een ander tafereel is het werk op het veld waar twee mensen overdag mee bezig zijn. Ook daar vindt de scheiding plaats.

Zo zien we drie situaties waarin mensen zich zullen bevinden als de Heer plotseling zal verschijnen: in de nacht, in de morgen en overdag. Het laat zien dat Zijn komst overal op aarde opgemerkt wordt. Op het ene halfrond is het nacht en ligt men op bed, op het andere halfrond is het dag en is men aan het werk.

Het karakter van het oordeel maakt duidelijk dat het hier niet gaat om de verwoesting van Jeruzalem door Titus in het jaar 70. We zien de hand van God Die weet te onderscheiden tussen wat Hij moet wegnemen door het oordeel en moet sparen om het vrederijk binnen te gaan. Het is ook niet het oordeel over de doden, maar een oordeel op aarde: ze zijn in een bed, bij de molen, op het veld.

De discipelen vragen waar het oordeel zal plaatsvinden. De Heer antwoordt dat het daar zal zijn, waar het dode lichaam, het aas, zich bevindt. Een dood lichaam is een lichaam zonder geest. Het stelt het goddeloze Israël voor dat God in Christus heeft verworpen. Het is ook elk ander dood lichaam, waar het zich ook bevindt, want het is algemeen op ieder mens individueel van toepassing. Op ieder die geen leven uit God heeft en daarom een dood lichaam is, zal het oordeel neerdalen als gieren op een prooi die niet ontsnapt omdat die levenloos is.

Copyright information for DutKingComments