Luke 2:32

De lofzang van Simeon

Als Simeon het Kind in zijn armen heeft, looft hij zijn Heer, zijn Meester, van Wie hij een slaaf is. De Heer heeft Zijn woord aan hem waargemaakt. Hij kan nu in vrede heengaan. De wet van Mozes kon een zondig mens nooit in vrede laten heengaan. Simeon kan wel in vrede heengaan op grond van wat zijn Meester heeft gezegd. Het is geen inbeelding, maar nuchter geloof. Het is “naar Uw woord”. Het is niet slechts een hartstochtelijk verlangen of een optimistische hoop, maar volkomen zekerheid. Er is niets zo zeker als de getuigenissen van God en Zijn Woord. Nu heeft hij met eigen ogen de vervulling gezien van wat God tegen hem heeft gezegd. Simeon heeft namelijk van God een aanwijzing ontvangen dat hij de dood niet zien zal, voordat hij de Christus van de Heer gezien heeft. Aan hem is het beloofd en nu ziet hij Hem!

De vrede waarin hij kan heengaan naar het woord van de Heer, is geen zaak voor hem alleen. De behoudenis die de grond van de vrede is, is ook bestemd voor anderen die het Kind niet zullen zien, maar in Hem zullen geloven. Paulus schrijft namelijk: “De genade van God, heilbrengend voor alle mensen, is verschenen” (Tt 2:11). Over dit heil of deze behoudenis als een zaak die voor alle volken is en niet alleen voor Israël, hebben we niet gehoord in een eerdere lofzang. Daarom gaat Simeon verder dan de anderen.

Hij spreekt erover hoe de volken in de duisternis hebben geleefd gedurende de tijd dat God Israël als Zijn volk erkende. Voor de volken waren dat “de tijden der onwetendheid” (Hd 17:30). In die tijd strafte God hun zondige doen en laten niet en liet Hij hen op hun eigen wegen gaan (Hd 14:16) zonder in te grijpen. Maar nu, zegt de apostel, “beveelt God … aan de mensen, dat zij zich allen overal moeten bekeren” (Hd 17:30). De verontschuldiging voor onwetendheid geldt niet langer. Het licht schijnt, het ware licht. Christus is dat licht en Hij is een licht tot openbaring van de natiën. Het is nu de tijd van blindheid voor Israël, terwijl de volken die zo lang in het donker hebben gezeten, nu openbaar worden. Ze komen uit hun vernederende positie tevoorschijn.

Als God Zijn werk onder de volken voltooid heeft, zal bovendien dit waar worden: “En tot heerlijkheid van Uw volk Israël.” Het belangrijke Lk 2:32 laat ons zien wat het gevolg is als Israël de Messias verwerpt. Het laat ook zien wat in de toekomst zal gebeuren, voordat zij op de plaats zullen komen die God voor hen bedoeld heeft. Dit is niet de volgorde die we in de profeten vinden, waar de Heer gezien wordt als de heerlijkheid van Israël Die ook de volken zegent, maar waar de volken ondergeschikt zijn aan het uitverkoren volk. In dit Lk 2:32 is de volgorde omgekeerd en zeer veelzeggend: “Een licht tot openbaring van de natiën en tot heerlijkheid van uw volk Israël.”

Lukas spreekt over de tegenwoordige bedeling. De door de profeten voorzegde stand van zaken volgt op deze buitengewone periode – dat is de tijd waarin wij leven – waarin de volken geopenbaard zijn. Dan zal Hij Israël tot de hoogste aardse heerlijkheid boven alle andere volken verheffen. Zo is het in de wijsheid van God gegarandeerd dat Zijn goedheid altijd de volken zal gelden en dat Hij tevens Zijn oude en bijzondere beloften aan Israël zal vervullen. Gedurende de tegenwoordige bedeling zijn deze twee dingen noodzakelijk van elkaar gescheiden.

Copyright information for DutKingComments