Luke 22:1-2

Het plan om de Heer Jezus te doden

Het is inmiddels donderdag geworden van de laatste week van het leven van de Heer op aarde voor Zijn dood. De gebeurtenissen van het vorige hoofdstuk vonden plaats op dinsdag. Van de woensdag horen we niets. Donderdag is de vooravond van het Pascha dat de volgende dag, vrijdag, zal plaatsvinden. Naar de Joodse tijdrekening begint de vrijdag op donderdagavond om zes uur.

Het Feest van de ongezuurde broden wordt hier vereenzelvigd met het Pascha, hoewel het erop volgt. Het Feest van de ongezuurde broden, dat zeven dagen duurt, is een beeld van het hele leven van de gelovige. Zuurdeeg is een beeld van de zonde en die mag in het leven van de gelovige geen plaats meer hebben. Het mag met recht een ‘feest’ genoemd worden om zo te mogen leven.

De grondslag is het Pascha, het offer op grond waarvan het volk uit Egypte werd bevrijd. Het Pascha was echter niet alleen een getuigenis van de bevrijding uit Egypte, maar ook een voorbeeld van het grote offer dat nog moest komen. Het wijst ernaar vooruit. Dit offer zal binnenkort gebracht worden in de Persoon van het Lam van God, want het Pascha “was nabij”.

Tijdens het Pascha mag er geen zuurdeeg in de huizen aanwezig zijn (Ex 12:8; 15). Het Pascha wordt gevierd op de veertiende dag van de maand Nisan (Lv 23:5). Het Feest van de ongezuurde broden begint een dag later. Omdat er tijdens het Pascha al geen zuurdeeg aanwezig mag zijn, worden de beide feesten door de Joden zeer met elkaar verweven.

Terwijl het volk zich opmaakt voor het feest, smeden de godsdienstige leiders plannen om Christus om te brengen. Hier zien we hoe de boosheid van de mens en de raad van God samenvallen. God gebruikt de boosheid van de mens om Zijn plannen te vervullen, zonder dat dit iets van de verantwoordelijkheid van de mens wegneemt. De satan ziet zijn kans schoon en neemt bezit van Judas, van wie nog extra wordt vermeld dat hij ook “Iskariot” heet. Dit is om verwarring met de andere Judas te voorkomen.

De meest tragische vermelding is dat hij “tot het getal van de twaalf behoorde”. Hij is drie jaar lang met de Heer Jezus opgetrokken en stelt zich nu als een instrument van de satan beschikbaar om de grootste misdaad ooit te begaan. Het contrast is niet te bevatten. Judas is het bewijs dat een mens in de nauwste betrekking tot Christus kan staan en zich toch als Zijn tegenstander kan openbaren omdat hij geen nieuw leven heeft.

Hij gaat op weg om zich aan te bieden aan de leidslieden en met hen te bespreken hoe hij Hem aan hen zou overleveren. Judas, die zoveel daden van genade van de Heer heeft gezien, is er zelf koud voor gebleven. Weloverwogen wil hij de grootste Weldaad Die ooit aan mensen is gegeven, overleveren in handen van moordenaars om wat geld te verdienen.

Als hij bij de leidslieden komt en zich aanbiedt, worden zij vervuld met een duivelse blijdschap. Zij zijn het er onder elkaar over eens dat ze graag gebruikmaken van de diensten van Judas en daar willen ze hem voor betalen. Hier vinden twee partijen elkaar die elk handelen uit eigen belang. Judas kent hun moordzucht en zij kennen zijn geldzucht. De Christus van God is de inzet. Hij brengt bij ieder mens die zich niet in Zijn licht aan Hem overgeeft, het slechtste naar boven.

Judas stemt in met het bedrag dat ze hem bieden. Met het geld op zak (Mt 26:15) begint hij een zoektocht naar een gelegenheid om de Heer aan hen over te leveren. Dat moet gebeuren zonder veel opzien te baren, want er moet wel voor worden gewaakt dat er geen volksopstand uitbreekt. Het volk is immers nog zeer op de hand van deze Weldoener.

Copyright information for DutKingComments