Luke 22:53-54

De Heer wordt gevangengenomen

Terwijl de Heer Zijn discipelen voorbereidt op wat komen gaat, komt er een menigte aan. Er loopt iemand voor de menigte uit om de weg te wijzen. Het is Judas. Hij staat los van de menigte. Zijn misdaad is ook veel groter dan die van de menigte. Met nadruk wordt vermeld dat hij “een van de twaalf” is. Dat maakt het hele verraad zo smartelijk. Hij weet waar de Heer gevangengenomen kan worden omdat hij bekend is met Zijn gewoonten. Hij is immers naar Zijn gewoonte hier aanwezig (Lk 22:39).

Judas nadert de Heer Jezus om Hem te kussen. Zijn huichelarij en het verraad bereiken hier hun hoogtepunt. Zijn afschuwelijke kus van verraad is spreekwoordelijk geworden voor valsheid die in een uiting van liefde wordt verborgen. Het heeft de Heer diep geraakt dat Judas Hem, de Zoon des mensen, met een kus overlevert. Hij had het kunnen voorkomen, maar laat het toe. De Zoon des mensen ondergaat elke denkbare vernedering. De eerste vernedering is gekust te worden door een van Zijn twaalf discipelen, een kus die bedoeld is om Hem in handen van Zijn vijanden te geven. Deze uiting van liefde wordt op weerzinwekkende wijze misbruikt om Hem, Die liefde is, aan te wijzen als misdadiger.

De Heer is omgeven door Zijn discipelen. In hun liefde voor Hem willen ze Hem verdedigen. Ze vragen Hem of ze er met het zwaard op los zullen slaan. Ze hebben Zijn woorden hierover verkeerd begrepen. Hij heeft hen niet om Zich heen vergaderd om Hem te verdedigen, maar opdat ze van Hem leren. Nog voordat Hij antwoord heeft gegeven, is een van hen zo impulsief om alvast met het zwaard uit te halen. Het enige resultaat is dat hij het rechteroor van de slaaf van de hogepriester er afslaat. De arts Lukas heeft er oog voor welk oor het is.

Een toepassing is dat wij in onze ijver om het Woord van God te verdedigen, geen oren moeten afslaan. In geestelijke zin betekent het dat wij mensen niet afkerig moeten maken om naar Gods Woord te luisteren door het Woord op een harde manier op hen toe te passen.

Terwijl alles om Hem heen in verwarring en opwinding is, straalt de Heer rust uit. De gemeenschap met Zijn Vader in de tuin van Gethsémané wordt gevolgd door rust in Zijn optreden naar Zijn omgeving die vol vijandschap is. De schade die Petrus door zijn onbesuisdheid aanricht, maakt Hij in genade ongedaan. Hij herstelt het oor van de slaaf en maakt het gezond. Een genezingsproces is niet nodig. Het geweld moest aan de menigte met zwaarden en stokken worden overgelaten. Christus gaat door met het betonen van genade, zelfs als Hij omgeven is door een menigte die Hem naar het leven staat.

Na Zijn weldaad aan een van Zijn vijanden richt Hij het woord tot de leiders van de menigte die op Hem zijn afgekomen. Ze zijn niet gekomen met een nood voor een zieke, maar Hij heeft genezing gegeven. Ze zijn ook niet gekomen om Hem te horen, maar Hij heeft een woord voor hen. Daarnaar moeten ze eerst luisteren. Hij wil hun hun dwaasheid en onrechtvaardigheid voor ogen stellen. Misschien ook is er in de menigte nog iemand die in zijn geweten wordt aangesproken. Waarom zijn ze erop uitgegaan alsof Hij een rover is? Is Hij zo’n gevaar voor de samenleving? Nee, dat niet, maar Hij is een gevaar voor hun positie en in die zin is Hij voor hen een rover. Ze voelen dat Hij hen berooft van hun positie onder het volk. Daarom moet Hij uit de weg worden geruimd.

De Heer maakt duidelijk dat niet zij, maar Hij de gebeurtenissen bestuurt. Eerder hadden ze geen hand naar Hem uitgestoken en dat terwijl Hij dagelijks bij hen was in de tempel. Dat was niet omdat zij het niet wilden, maar omdat ze het niet konden. Dat ze hun handen nu wel naar Hem kunnen uitsteken, is omdat zij daartoe de volmacht krijgen van God. Het is nu hun uur. Zij mogen hun gang gaan omdat Gods tijd is aangebroken voor de vervulling van Zijn plannen. Tegelijk is het duidelijk dat zij volledig in de macht van de duisternis zijn. Hoe zouden ze anders ertoe kunnen komen om Hem, Die alleen maar goed aan hen heeft gedaan, als een rover gevangen te nemen?

De verloochening door Petrus

Dan grijpen ze de Heer en brengen Hem weg uit de tuin. Hun doel is het huis van de hogepriester. Daar woont de man die de verbinding tussen God en Zijn volk in stand moet houden. Deze man is het grote instrument van de satan om de scheiding tussen God en Zijn volk radicaal tot stand te brengen.

Petrus volgt de menigte met zijn Heer in hun midden op een afstand. Hij maakt gebruik van de duisternis om onopvallend te volgen. Hij heeft de Heer lief en daarom volgt hij. Hij is bang voor de mensen en daarom volgt hij op een afstand. Als we beven voor mensen, is dat omdat we niet met God geweest zijn.

De vijanden van de Heer die Hem gevangen hebben genomen, hebben hun Arrestant afgeleverd, maar ze moeten wel beschikbaar blijven. Het is koud geworden. Daarom ontsteken ze een vuur. De kou buiten geeft tegelijk de temperatuur van hun koude harten aan. Petrus neemt plaats in hun midden en maakt zich een met de spotters (Ps 1:1). Na het volgen van de Heer op een afstand kan een deelnemen aan het zich warmen aan het vuur van de vijanden van de Heer niet uitblijven. Wie afstand neemt van de Heer, schuift automatisch op in de richting van de wereld. Petrus is geen vijand van de Heer, maar op dit ogenblik wel van Zijn kruis (Fp 3:18).

Het vuur geeft niet alleen warmte, maar ook licht. Het is geen scherp licht en Petrus waant zich betrekkelijk veilig. Dan wordt hij toch herkend door een dienstmeisje dat hem scherp aankijkt. Ze ontdekt in hem iemand die ook “bij Hem was” en zegt dat hardop tegen de anderen. Petrus schrikt van de ontdekking. Een dienstmeisje jaagt de apostel schrik aan. In plaats van voor de Heer uit te komen reageert hij naar de vrouw met een regelrechte verloochening de Heer te kennen. Later zal hij in zijn brief schrijven over het altijd bereid zijn om verantwoording af te leggen (1Pt 3:15). Dat doet hij nadat hij de verootmoedigende les heeft geleerd die hij hier bezig is te leren.

Petrus is niet bereid tot die verantwoording omdat hij niet heeft gebeden met het oog op de verzoeking waarin hij zich nu bevindt. Deze eerste verkeerde stap voert tot volgende stappen die nog erger zijn en verder van God afvoeren. Kort daarna ziet een ander hem die de opmerking maakt, dit keer naar Petrus persoonlijk, dat hij “een van hen” is. De vrouw zei dat hij bij de Heer was, deze zegt dat hij bij de discipelen van de Heer hoort. Na zijn loochening bij de Heer te horen ontkent hij nu ten stelligste bij de discipelen van de Heer te horen.

Nadat hij de Heer de tweede keer heeft verloochend, verstrijkt er een uur. Een uur lang heeft Petrus zich al opgehouden tussen de vijanden van de Heer met twee keer een verloochening. Zijn geweten kan niet rustig zijn. Toch blijft hij waar hij is en warmt zich met de vijanden van de Heer aan het vuur dat zij hebben gemaakt.

Dan komt de derde confrontatie. Hij wordt weer herkend. Dit keer verraadt hij zijn afkomst door zijn dialect. Petrus zal zich niet alleen hebben gewarmd, maar ook hebben meegepraat. Hij kan alleen hebben meegedaan aan hun inhoudsloze gesprekken. Tot een getuigenis van zijn Heer is hij niet in staat door zijn valse positie en zijn dubbele verloochening. Bij deze derde ontdekking loochent Petrus opnieuw dat hij de Heer Jezus kent. Ditmaal doet hij alsof hij de ander niet begrijpt. Hij zegt zoveel als: ‘Waar heb je het eigenlijk over? Je vertelt me iets waar ik nooit van heb gehoord.’

Na deze verregaande ontkenning, zelfs al terwijl hij nog spreekt, kraait de haan, zoals de Heer heeft gezegd. Zoals Hij harten van mensen bestuurt om Hem te geven wat Hij nodig heeft, zo bestuurt Hij het dier dat Hij nodig heeft. Hij laat op dit ongebruikelijke tijdstip de haan kraaien om Zijn falende discipel te herinneren aan Zijn woord.

Een kraaiende haan is het symbool voor ontwaken. De Heer laat de haan kraaien om het geweten van Petrus te doen ontwaken. Maar er is niet alleen een ontwaakt geweten. Daar is ook de Heer. Zonder Hem loopt een ontwaakt geweten uit op wanhoop en zelfmoord, zoals bij Judas. Aan ware discipelen laat Hij Zijn gezicht zien. Hij faalt nooit. Zoals Hij tevoren niet heeft gefaald in Zijn trouw om te waarschuwen, zo verbergt Hij Zijn gezicht niet voor Petrus nadat deze Hem verloochend heeft.

Te midden van alle bespotting en mishandeling keert Hij Zich om en kijkt Petrus aan. Het lijden neemt Hem niet zo in beslag dat Hij Petrus vergeet. Als Hij Petrus aankijkt, herinnert deze zich het woord dat de Heer heeft gezegd over zijn verloochening. De herinnering daaraan brengt Petrus tot berouw. Hij gaat naar buiten en huilt bitter. Het zijn tranen van waarachtig berouw over wie hij zelf is en waartoe hij is gekomen. Ook nu brengt God nog mensen tot berouw en bekering door Zijn Woord. Gods Woord is een spiegel die de mens toont wie hij in zijn zondigheid is.

Copyright information for DutKingComments