Luke 23:42

Bekering van de boosdoener

Dan komt de reactie van de andere gekruisigde. Hij heeft eerst met zijn collega ook de Heer Jezus gelasterd (Mt 27:44). Maar tijdens de uren aan het kruis is er iets in hem veranderd door wat Hij in Christus heeft gezien en ook van Hem heeft gehoord in Zijn woorden ”Vader, vergeef hun” (Lk 23:34). De genade van God heeft zijn ogen geopend en in zijn geweten gewerkt. Hij bestraft zijn medeboosdoener en spreekt over de vrees voor God. Het oordeel dat zij in de kruisiging ontvangen, is hetzelfde als het oordeel dat de Heer ontvangt, alleen, zij hebben het verdiend, Hij niet.

De eerste uiting van zijn bekering is dat hij een prediker van de gerechtigheid wordt. Het is het bewijs dat hij in Gods tegenwoordigheid is. Hij erkent de rechtvaardigheid van het oordeel, want hij en de andere boosdoener hebben dat verdiend. Hij vraagt de Heer dan ook niet om een wonder om hem van de gevolgen van zijn zonden te bevrijden. Uit zijn mond klinkt het vijfde getuigenis van de onschuld van de Heer in dit hoofdstuk. Hij verklaart dat de Heer niets onbehoorlijks heeft gedaan. Het is alsof hij Hem allang kent. Hij verdedigt de volkomen zondeloosheid van de Heer tegenover een spotter. Doen wij dat ook als we horen dat Hij wordt gelasterd?

Na zijn getuigenis tot de andere boosdoener richt hij zich tot de Heer met de vraag om aan hem te denken als Hij in Zijn koninkrijk komt. Hij denkt aan niets anders dan aan de Heer en zijn ziel. Hij vergeet zijn pijn en de mensen die om het kruis heen staan. In al de doodsangsten van het kruis en terwijl hij gelooft dat de Heer Jezus de Messias is, zoekt hij geen verlichting van zijn lichamelijke smart door Hem, maar vraagt Hem aan hem te denken als Hij in Zijn koninkrijk komt. Hoewel hij in dit leven niet verlost kan worden van de gevolgen van zijn misdaden, grijpt hij wel de kans aan om verlost te worden van de toorn van God en de eeuwige straf op de zonde.

In zijn vraag komt zijn geloof in de opstanding van Christus tot uiting. Dat is een groter geloof dan dat van de discipelen die dat niet geloofden ondanks de keren dat Hij het heeft gezegd. De boosdoener gelooft in de toekomstige heerlijkheid van Christus als Koning. Hij ziet meer dan de discipelen op dat moment zagen. Hij ziet dat de Heer Jezus zal sterven, zal opstaan, naar de hemel zal gaan en dat Hij zal terugkomen om Zijn koninkrijk te vestigen.

Dit is niets anders dan het werk van de Heilige Geest, zoals dat werk gebeurt in ieder mens die tot bekering komt. Een misdadiger die aan een gekruisigde Koning vraagt Zich hem te herinneren, toont het vertrouwen in de genade van die Koning omdat Deze meer is dan een Koning. Hij is de Heiland.

De Heer antwoordt direct, zonder voorwaarden te stellen en geeft hem meer dan waar hij om vraagt. Hij zegt de misdadiger niet alleen een plaats toe in het toekomstige rijk, maar belooft hem dat hij nu al, vandaag al, bij Hem mag zijn. Als de Heiland de plaats van de zondaar heeft ingenomen, mag de zondaar door genade de plaats van de Heiland met Hem delen. Het is geen plaats in het koninkrijk, maar in het paradijs (2Ko 12:4; Op 2:7) om met de Heer te zijn (Fp 1:23). Waar Hij is, daar is het paradijs, de lusthof van God. Dit is een eerste aanwijzing dat de geesten van de ontslapen gelovigen in de gelukkige tegenwoordigheid van de Heiland zijn.

Deze bekeerde boosdoener is de eerste vrucht van de liefde van de Heer in Zijn werk op het kruis. In deze bekering zien we dat bekering een werk van Gods genade is, zonder enige prestatie van de mens. Hij kon helemaal niets doen dan alleen geloven. Dit geldt voor elke bekering. Alles wat nodig en noodzakelijk is om gered te worden, is volbracht door de Heer Jezus.

Copyright information for DutKingComments