Luke 24:13-35

Onderweg van Jeruzalem naar Emmaüs

Wat nodig is om wel tot de overtuiging te komen van de waarheid van Gods Woord, is dat de Heer Zelf onze harten aanraakt. Dat zien we in de volgende geschiedenis die we alleen in dit door Lukas geschreven evangelie vinden. “Op diezelfde dag”, dat is de dag van de opstanding van de Heer Jezus, zijn twee van Zijn discipelen op reis van Jeruzalem naar Emmaüs. Voor hen heeft Jeruzalem niets meer te bieden. Alles is voorbij. Ze verlaten ook de gemeenschap van de gelovigen. Voor hen hoeft het niet meer. Net als Petrus gaan zij weg, naar huis.

Hun gedachten zijn nog vol van alles wat er is voorgevallen. Het heeft allemaal diepe indruk gemaakt. Het is mooi om als volgelingen van de Heer de dingen met elkaar te delen die we hebben beleefd. Nog mooier is het als daarbij de Schrift en niet slechts de gevoelens de basis vormen.

De Heer Jezus voegt Zich bij hen

Omdat hun harten met de goede dingen bezig zijn, gebeurt het allermooiste: de Heer Jezus komt bij hen en loopt met hen mee. Hij heeft een opstandingslichaam dat van een heel andere aard is dan het lichaam van Zijn vernedering. Toch is Hij dezelfde Persoon. Ook bij ons kan het zijn dat we bezig zijn met de dingen van de Heer, maar dat we in ons denken niet op de goede weg zijn. Dan wil Hij bij ons komen om ons denken weer op de goede weg te brengen. Hij zorgt er in dit geval voor dat de twee discipelen Hem niet herkennen. Dat is nodig, opdat ze hun hele hart voor Hem zullen uitstorten. Hij nodigt hen uit om te zeggen wat hen bezighoudt.

De discipelen blijven verbluft en met droevig gezicht staan. Hoe kan iemand zo onwetend zijn over dingen die voor hen zo veelbetekenend zijn! Ze zijn zo diep betrokken bij de gebeurtenissen, dat ze zich niet kunnen voorstellen dat er iemand is die hier niets van weet. Ze wisselen niet op een neutrale manier de laatste nieuwtjes uit. Ze zijn intens verdrietig vanwege wat er is gebeurd. Het heeft hen geraakt en het houdt hen bezig.

Een van de twee, van wie Lukas de naam geeft, terwijl hij de naam van de andere verborgen houdt, begrijpt niet waarom deze Vreemdeling naar de gebeurtenissen vraagt. Is Hij dan helemaal niet op de hoogte van alles wat er deze afgelopen dagen in Jeruzalem is gebeurd? Dat kan toch niet waar zijn? Iedereen weet ervan en spreekt erover.

Het verslag van de gebeurtenissen

Met een vriendelijke vraag “wat dan?” nodigt de Heer hen uit Hem te vertellen wat er dan wel gebeurd mag zijn. Direct spreken ze Hem over “Jezus de Nazaréner”, de Man van Nazareth. Hun hart is nog steeds vol van Hem. Ze zijn onder de indruk gekomen van Hem als Profeet. Wat Hij heeft laten zien en horen, maakt duidelijk dat God in Hem ten gunste van Zijn volk aanwezig en aan het werk is geweest. Daarvan zijn zij overtuigd geraakt. Verder is hun geloof blijkbaar niet gegaan. Ze hebben in Hem nog niet de Zoon van God gezien over Wie de dood geen macht heeft om Hem vast te houden. Daarom betekent voor hen Zijn dood het einde van Zijn geschiedenis en daarmee van hun hoop.

Ze vertellen wat “onze overpriesters en oversten” met Hem hebben gedaan en hoe dat al hun hoop op de verlossing van Israël de bodem heeft ingeslagen. Ze geven niet de Romeinen de schuld van Zijn dood, hoewel die zeer zeker medeschuldig zijn. Deze afloop hebben ze niet voor mogelijk gehouden. Ze begrijpen niet hoe God het heeft kunnen toelaten dat hun leiders zich aan Christus hebben kunnen vergrijpen. Zij hebben, net als hun leiders, gehoopt op een heerlijkheid zonder lijden; maar anders dan hun leiders hebben ze in de Heer Jezus de Messias gezien.

Maar hun verwachtingen dat Hij naar Jeruzalem is gegaan om daar plaats te nemen op de troon van Zijn vader David, zijn zonder grond in de Schrift. Door dergelijke ongefundeerde verwachtingen, die dan ook niet uitkomen, hebben meerderen het geloof de rug toegekeerd en zijn weer de wereld ingegaan. Dit kan gebeuren als christelijke arbeid niet oplevert wat wij ervan hebben verwacht of de prediking van het evangelie geen resultaat oplevert of de geloofsgemeenschap ons tegenvalt.

Christus komt aan alle teleurstelling tegemoet door Zichzelf aan ons voor te stellen. Als we Hem zien als het middelpunt van Gods raad, zullen we ervoor bewaard blijven iets anders in het middelpunt te stellen. Het laatste leidt altijd tot teleurstelling. Bij hen staan Israël en hun eigen belangrijkheid in het middelpunt. Bij ons kan het iets anders zijn.

En het is nu al de derde dag sinds het is gebeurd en nog steeds kunnen ze niet begrijpen dat het zo is afgelopen. Bij al hun vragen over het voor hen zo teleurstellende verloop van de gebeurtenissen vertellen ze over nog een schokkende gebeurtenis. Daar hebben enkele vrouwen “uit ons midden” voor gezorgd, vrouwen uit het midden van de discipelen, vrouwen die ze kennen en die ook de Heer liefhebben. Die vrouwen zijn vroeg bij het graf geweest. Toen ze bij het graf gekomen waren, vonden zij het lichaam van de Heer Jezus niet.

Er vond wel iets anders plaats, althans zo beweerden zij. Ze zeiden dat ze een verschijning van engelen hadden gezien en die engelen hadden gezegd dat Hij leeft. Dat was toch wel heel bijzonder nieuws. Ook zijn sommigen “van hen die bij ons zijn” – dit zijn Petrus en Johannes (Jh 20:3-8) – direct na deze woorden naar het graf gegaan. En het was precies zoals de vrouwen hadden gezegd. Maar Hem hebben ze niet gezien. Het mysterie is dan ook niet opgelost. Er is echt een gat geslagen in hun verwachtingen. Eerst door Zijn verwerping en toen door de mededeling dat Hij toch zou leven, maar waarvan geen bewijs te vinden is.

Verwijt en onderwijs van de Heer

Na deze uitingen van hun diepe teleurstelling neemt de Heer het woord. Uit Zijn woorden leren we dat teleurgestelde verwachtingen in onze opvattingen over Zijn handelen voortvloeien uit een niet of niet goed lezen en geloven wat de Schrift zegt. Hij neemt hun dat kwalijk met de woorden “onverstandigen en tragen van hart in het geloven”.

Een onverstandige is iemand die zijn verstand niet gebruikt en daarom dingen niet begrijpt die hij zou moeten begrijpen. Zo spreekt Paulus ook tot de Galaten die tegen beter weten in de wet weer wilden invoeren (Gl 3:1; 3). Het is echter niet alleen een kwestie van het verstand, maar ook van het hart. Hun hart is traag, bijna onwillig, om te geloven. Ze hebben wel in de profeten gelezen wat die allemaal hebben gezegd, maar het is niet tot hun hart doorgedrongen. Dat komt omdat ze de profeten alleen lazen met het oog op de glorietijd voor Israël. Ze lazen selectief, alleen de passages die hun bevielen drongen door bij hen door.

Als ze “alles” hadden geloofd wat de Schrift zegt, hadden ze geweten dat de dood en opstanding van de Heer Jezus de grondslag zijn van Zijn toekomstige heerlijkheid. Hij heeft Zelf keer op keer duidelijk voorzegd dat Hij eerst moest lijden en dat Hij zo, dat is op deze wijze, Zijn heerlijkheid zal binnengaan. Het lijden moet noodzakelijkerwijs aan de heerlijkheid voorafgaan. De Heer stelt het als vraag om het voor hun verstand en hart duidelijk te maken.

Vervolgens krijgen de twee discipelen het schitterendste onderwijs dat hun ooit op aarde uit de Schrift is gegeven. De Heer Zelf gaat hun uitleggen wat in al de Schriften over Hem geschreven staat. Hij doet dat in de volgorde van de Schrift zelf. Hij begint met de boeken van Mozes, waarna Hij vervolgt met alle profeten. Hiermee geeft de Heer een voorbeeld voor alle Schriftuitleg.

Schriftuitleg verdient die naam alleen als wordt uitgelegd wat er in de Schrift over Hem staat. Hij is het centrum van de Schrift. Alles heeft betrekking op Hem of staat in verbinding met Hem. Laten we ook bedenken dat de Heer het Oude Testament heeft uitgelegd. Het is een stimulans om ons ook met dat deel van Gods Woord bezig te houden om daarin de heerlijkheid van de Heer Jezus te ontdekken.

De Heer maakt Zich bekend

Al wandelend en sprekend zijn ze het dorp genaderd waarheen ze op weg zijn. De tijd zal gevlogen zijn. De Heer maakt aanstalten om afscheid te nemen. Hij dringt niet aan, maar beproeft of er een verlangen is om Hem uit te nodigen. Dat blijkt bij Kléopas en zijn metgezel het geval te zijn. Ze dringen er bij Hem op aan dat Hij bij hen zal blijven. Hun wens uiten ze in die prachtige woorden die de Heiland graag ook van ons hoort: “Blijf bij ons”, en waar Hij graag gehoor aan geeft.

Het is trouwens ook al tegen de avond, de dag is al gedaald. Als er een ontmoeting met de Heer is, daalt de dag. De wereld om hen heen wordt steeds duisterder, naarmate het licht in hun hart en huis opgaat door Zijn aanwezigheid. De Heer gaat mee naar binnen. Hij zoekt geen onderkomen voor één nacht, maar Hij zoekt hen. Hij wil bij hen verblijven om er nooit meer weg te gaan. En zij zoeken Hem, want ze willen graag nog meer van deze Vreemdeling horen over Hem Die hen, ondanks Zijn verdwijning, nog dierbaarder is geworden door wat Hij heeft verteld.

Zodra de Heer op de uitnodiging is ingegaan en bij hen is binnengegaan, neemt Hij niet de plaats van Gast, maar van Gastheer in. Wat normaal gesproken hij doet die uitnodigt, doet de Heer uit eigen beweging, zonder toestemming te vragen. Hij neemt het brood voor het avondeten, Hij zegent, Hij breekt het en Hij deelt het uit aan hen die Hem hebben uitgenodigd en bij wie Hij te gast is.

Dit is niet de viering van het avondmaal, want dat gebeurt als de gemeente samenkomt, dat wil zeggen in gemeenteverband. De Heer zegt ook niets over een denken aan Hem, een doen tot Zijn gedachtenis. Hij breekt eenvoudig het brood voor de maaltijd. Toch is het niet een gewone handeling, maar Zíjn handeling. Hij breekt het brood om Zich daardoor aan Zijn discipelen bekend te maken, want het breken van het brood dat Hij hier doet, stelt voor dat Hij Zichzelf heeft overgegeven in de dood.

Op het moment dat Hij het brood breekt en het hun geeft, wordt de bedekking van hun ogen weggenomen en zien ze Wie Hij is. Hun ogen worden geopend en ze herkennen Hem. Op hetzelfde moment wordt Hij onzichtbaar. Daarmee geeft Hij aan dat hun verhouding met Hem nu op een andere grondslag is gekomen. Hij is namelijk het voorwerp van geloof geworden (2Ko 5:7). Het is niet langer een zichtbare Messias. Toch is Hij voor het geloof even reëel aanwezig als wanneer Hij lichamelijk, zichtbaar, aanwezig zou zijn. Hoe echt en reëel is ons geloof? Zou het in de praktijk echt geen verschil maken als Hij lichamelijk aanwezig zou zijn?

De twee discipelen verbazen zich er niet over dat de Heer ineens onzichtbaar is. Ze begrijpen nu hoe de situatie is omdat ze Zijn onderwijs hebben begrepen. Hij heeft tot hun hart gesproken dat eerst zo traag was. Hij heeft het brandend gemaakt voor Hem. Dat zeggen ze tegen elkaar.

Toen Hij onderweg tot hen sprak, heeft Hij hun hart (niet: harten), dat een van gevoelen is, aangesproken toen Hij de Schriften voor hen opende. Dat is meer dan alleen de Bijbel opendoen en lezen. Het is de Schrift uitleggen en er de ware betekenis van duidelijk maken. Het onderwijs uit de Schrift heeft tot gevolg dat we de Schrift verstaan. Dat zal een werk in ons hart doen. Door samen te luisteren naar onderwijs uit Gods Woord waarin de dingen worden betrokken op de Heer Jezus, worden de harten van allen tot één hart samengesmolten.

Terug naar Jeruzalem

Na deze wonderlijke ontdekking en ervaring is hun hele teleurstelling omgeslagen in grote blijdschap. Dit moeten ze met de andere discipelen gaan delen. Ze denken niet meer aan Hem als Degene van Wie zij hoopten dat Hij Israël zou verlossen. Israël zou ook nog lang niet worden verlost. Wat dat betreft, was er niets veranderd.

Ze hebben echter de opgestane Heer gezien en door het onderwijs uit Gods Woord hebben ze begrepen dat de weg van de Heer naar de heerlijkheid door lijden moest gaan. Hun geloof en hoop zijn daardoor levend en ook gezond geworden en daarvan gaan ze de discipelen vertellen. Dat willen ze delen. Bij ons is dat ook zo. Alles wat we in het Woord hebben gezien van de Heer Jezus, zal een uitwerking hebben in ons leven. Het zal ons tot getuigen maken, dat kan niet anders.

In Jeruzalem aangekomen vinden ze de elf apostelen met een aantal anderen samengekomen. Voordat de Emmaüsgangers hun enthousiaste getuigenis kunnen geven, roepen de anderen hun al toe dat de Heer is opgewekt. Het is hun namelijk al bekend door Petrus, want de Heer is aan hem verschenen.

We zien hoe snel de getuigenissen van de opstanding van de Heer zich vermeerderen. We horen als het ware een beurtzang met als thema de opstanding van de Heer Jezus waarin de persoonlijke ontmoetingen met Hem worden bezongen. Wat zou het mooi zijn als in de christelijke samenkomsten dat aspect ook veelvuldig aan de orde zou zijn. Dat mag letterlijk door het zingen van liederen gebeuren; het mag ook in persoonlijke getuigenissen gebeuren.

Na het warme onthaal vertellen de twee ook van hun ontmoeting met de Heer en hoe Hij hun is bekend geworden in die handeling die zo tot hun hart heeft gesproken. Tot hen heeft Hij weer op een andere manier gesproken en Zich aan hen bekendgemaakt. Bij hen is het de handeling die spreekt van Zijn dood. Dat delen ze met de anderen.

Copyright information for DutKingComments