Luke 24:29-31

De Heer maakt Zich bekend

Al wandelend en sprekend zijn ze het dorp genaderd waarheen ze op weg zijn. De tijd zal gevlogen zijn. De Heer maakt aanstalten om afscheid te nemen. Hij dringt niet aan, maar beproeft of er een verlangen is om Hem uit te nodigen. Dat blijkt bij Kléopas en zijn metgezel het geval te zijn. Ze dringen er bij Hem op aan dat Hij bij hen zal blijven. Hun wens uiten ze in die prachtige woorden die de Heiland graag ook van ons hoort: “Blijf bij ons”, en waar Hij graag gehoor aan geeft.

Het is trouwens ook al tegen de avond, de dag is al gedaald. Als er een ontmoeting met de Heer is, daalt de dag. De wereld om hen heen wordt steeds duisterder, naarmate het licht in hun hart en huis opgaat door Zijn aanwezigheid. De Heer gaat mee naar binnen. Hij zoekt geen onderkomen voor één nacht, maar Hij zoekt hen. Hij wil bij hen verblijven om er nooit meer weg te gaan. En zij zoeken Hem, want ze willen graag nog meer van deze Vreemdeling horen over Hem Die hen, ondanks Zijn verdwijning, nog dierbaarder is geworden door wat Hij heeft verteld.

Zodra de Heer op de uitnodiging is ingegaan en bij hen is binnengegaan, neemt Hij niet de plaats van Gast, maar van Gastheer in. Wat normaal gesproken hij doet die uitnodigt, doet de Heer uit eigen beweging, zonder toestemming te vragen. Hij neemt het brood voor het avondeten, Hij zegent, Hij breekt het en Hij deelt het uit aan hen die Hem hebben uitgenodigd en bij wie Hij te gast is.

Dit is niet de viering van het avondmaal, want dat gebeurt als de gemeente samenkomt, dat wil zeggen in gemeenteverband. De Heer zegt ook niets over een denken aan Hem, een doen tot Zijn gedachtenis. Hij breekt eenvoudig het brood voor de maaltijd. Toch is het niet een gewone handeling, maar Zíjn handeling. Hij breekt het brood om Zich daardoor aan Zijn discipelen bekend te maken, want het breken van het brood dat Hij hier doet, stelt voor dat Hij Zichzelf heeft overgegeven in de dood.

Op het moment dat Hij het brood breekt en het hun geeft, wordt de bedekking van hun ogen weggenomen en zien ze Wie Hij is. Hun ogen worden geopend en ze herkennen Hem. Op hetzelfde moment wordt Hij onzichtbaar. Daarmee geeft Hij aan dat hun verhouding met Hem nu op een andere grondslag is gekomen. Hij is namelijk het voorwerp van geloof geworden (2Ko 5:7). Het is niet langer een zichtbare Messias. Toch is Hij voor het geloof even reëel aanwezig als wanneer Hij lichamelijk, zichtbaar, aanwezig zou zijn. Hoe echt en reëel is ons geloof? Zou het in de praktijk echt geen verschil maken als Hij lichamelijk aanwezig zou zijn?

De twee discipelen verbazen zich er niet over dat de Heer ineens onzichtbaar is. Ze begrijpen nu hoe de situatie is omdat ze Zijn onderwijs hebben begrepen. Hij heeft tot hun hart gesproken dat eerst zo traag was. Hij heeft het brandend gemaakt voor Hem. Dat zeggen ze tegen elkaar.

Toen Hij onderweg tot hen sprak, heeft Hij hun hart (niet: harten), dat een van gevoelen is, aangesproken toen Hij de Schriften voor hen opende. Dat is meer dan alleen de Bijbel opendoen en lezen. Het is de Schrift uitleggen en er de ware betekenis van duidelijk maken. Het onderwijs uit de Schrift heeft tot gevolg dat we de Schrift verstaan. Dat zal een werk in ons hart doen. Door samen te luisteren naar onderwijs uit Gods Woord waarin de dingen worden betrokken op de Heer Jezus, worden de harten van allen tot één hart samengesmolten.

Copyright information for DutKingComments