Luke 24:39

Verschijning aan de discipelen

Als de harten vol zijn van de Heer Jezus en de ervaringen van ontmoetingen met Hem worden uitgewisseld, kan het niet anders of Hij komt daar Zelf in het midden. Hij vertoont Zich aan hen en spreekt de vertroostende en bemoedigende woorden: “Vrede zij u.” De reactie van de discipelen die Hem voor het eerst zien, is niet bemoedigend voor de Heer. Ze worden bang voor Hem en menen een geest te zien. Ze hebben de verhalen van de anderen wel gehoord, maar zelf nog geen ontmoeting met Hem gehad. Zoals bij de vorige ontmoetingen moet de Heer ook nu eerst een drempel van ongeloof wegnemen. Er is geen spontane blijdschap.

Hij vraagt hun waarom ze ontsteld zijn en waarom er overleggingen in hun hart opkomen. Hij stelt die vragen omdat Hij een andere reactie had mogen verwachten. Ze hebben toch al verschillende getuigenissen van Zijn opstanding gehoord? Waarom hebben ze die niet geloofd? Maar Hij komt hun tegemoet. Hij wijst hen op Zijn handen en Zijn voeten. Daarin zijn de wonden van het kruis nog te zien en ze zullen eeuwig te zien zijn. Hij zal daaraan tot in eeuwigheid gekend worden. Het is het bewijs dat Hij het Zelf is. Hij stuurt niet iemand anders die over Zijn wonden vertelt, maar Hij toont ze Zelf.

Hij nodigt hen uit Hem te betasten en zich ervan te overtuigen dat ze geen geestverschijning zien, maar een Mens. Hij is na Zijn opstanding nog steeds Mens en waarachtig Mens en dat zal Hij tot in eeuwigheid zijn. Hij heeft vlees en beenderen. Van bloed spreekt Hij niet, want dat heeft Hij eens voor altijd gestort.

De Heer laat Zijn woorden volgen door het tonen van Zijn handen en voeten. Hij benadrukt hiermee dat Hij, Die hier als de Levende voor hen staat, Dezelfde is als Degene Die goeddoende (met Zijn handen) door het land is gegaan (met Zijn voeten) (Hd 10:38), met als resultaat dat Hij aan het kruis werd gehangen en daar gestorven is.

Dan slaat de angst en bangheid van de discipelen om in blijdschap. Het is een blijdschap van hun hart en niet van hun verstand. Er gaat een golf van vreugde door hen heen, hun harten zijn overstelpt, maar hun verstand kan het nog niet bevatten. Ze horen en zien hun Heer, maar het is nog zo onwerkelijk. Het laatste wat ze van Hem zagen, was dat Hij dood aan het kruis hing, gemarteld en volkomen uitgeput. Dagen hebben ze met dit beeld in hun gedachten rondgelopen en nu staat Hij hier ineens als de Opgestane in een verheerlijkt lichaam voor hen. Zeker, Hij is het, maar toch, het kan niet waar zijn.

De Heer komt hun nog verder tegemoet in hun grote verbazing. Hij wil hun de zekerheid geven dat Hij het echt is en dat Hij echt is. Hij vraagt of ze iets te eten hebben. Dat hebben ze. Ze hebben een stuk gebakken vis en een stuk van een honingraat. Dat geven ze Hem. De gebakken vis spreekt van het oordeel dat Hij heeft gedragen. De honing spreekt van de zoetheid van de betrekkingen tussen de gelovigen als resultaat van Zijn werk aan het kruis. De Heer neemt het en eet het voor hun ogen op, om hen ervan te overtuigen dat het allemaal waar is wat ze waarnemen. Ze dromen niet.

Copyright information for DutKingComments