Luke 4:20

Het Schriftwoord van Jesaja wordt vervuld

De Heer komt weer in Nazareth. Dat is de plaats waar Hij is opgevoed. Bij die opvoeding hoorde ook het naar de synagoge gaan op de sabbat. Dat was Hij gewoon. Naar deze goede gewoonte handelt Hij nog steeds. Hij gaat naar de synagoge en staat op om te lezen. Hij wil de aanwezigen, zoals altijd, uit Gods Woord leren.

Of Hij erom gevraagd heeft, staat er niet bij, maar het boek van de profeet Jesaja wordt Hem gegeven. In elk geval heeft Hij het zo geleid, want Hij wilde dat boek hebben omdat daar iets in staat waarover Hij de aanwezigen wil onderwijzen. Het wordt allemaal menselijk beschreven, zo ook dat Hij de plaats “vond … waar geschreven stond”, alsof Hij ernaar moest zoeken. Hij is God Die deze passage Zelf heeft laten opschrijven – zoals trouwens het hele boek Jesaja en het hele Woord van God –, maar Lukas stelt Hem als Mens voor. Dat blijkt ook hier weer treffend.

Hij gaat helemaal naar hoofdstuk 61 van het boek omdat in dat hoofdstuk de schitterende dienst wordt beschreven die Hij op het punt staat in genade te gaan uitoefenen. Van dat hoofdstuk leest Hij de eerste twee verzen voor (Js 61:1-2). In de eerste woorden die Hij leest, zien we weer de drie-eenheid van God. Het gaat daar over de Geest, over de Heer, dat is Jahweh, God, en over ‘Mij’ dat is Hijzelf, Christus.

God heeft Christus gezalfd met Zijn Heilige Geest. Dat hebben we gezien bij Zijn doop in de Jordaan (Lk 3:22). Zalving heeft te maken met de toebereiding voor een bepaalde dienst. Zo werden in het Oude Testament koningen, priesters en soms ook profeten gezalfd met het oog op de dienst die zij zouden gaan verrichten. De Heer Jezus is alle drie. Hij is de ware Koning, de ware Priester en de ware Profeet. Zijn zalving betekent Zijn bijzondere toerusting voor Zijn dienst als Koning, als Priester en als Profeet.

Vervolgens leest Hij dat Hij door God met de Geest is gezalfd om “aan armen het evangelie te verkondigen”. Dat is Zijn eerste opdracht. De armen zijn zij die zich hun ellende bewust zijn en tot God om hulp roepen. Lukas spreekt over “armen” waar Jesaja over “zachtmoedigen” spreekt. De zachtmoedige is iemand die door lijden overstelpt is en daardoor klein is geworden. Hij is verbroken en verbrijzeld door het leed. Hij is ook innerlijk verbroken door het bewustzijn van zijn zonden. Dat bewerkt het gevoel van een armoede waarbij alleen God hulp kan bieden. Dat doet Hij door voor zulke armen van geest Christus te zenden met “het evangelie”. Evangelie betekent ‘goede boodschap’. In Jesaja staat “blijde boodschap”. Een goede boodschap is ook een blijde boodschap.

De “gevangenen” aan wie de Heer loslating komt prediken, zijn zij die met ketenen van de zonde en de duivel gebonden zijn. Velen zijn gebonden door de godsdienstigheid van de farizeeën, schriftgeleerden en sadduceeën. Daardoor zijn ze ook “blinden” en kunnen ze de ware bedoelingen van God niet zien Die altijd zegen voor Zijn volk op het oog heeft. Zij zijn ook de “verbrokenen”, verbroken door de zware lasten van de zonden en ook door het zware juk dat de godsdienstige leiders op hen leggen. De Heer komt verlichting brengen aan hen die deze gebrokenheid voelen en daardoor in het hart gewond zijn.

Hij is gezonden om “[het] aangename jaar van [de] Heer”, Jahweh, uit te roepen. Het “jaar” staat niet voor een bepaalde datum, maar voor een periode. Die periode duurt zolang Hij het evangelie predikt aan Israël, dat is ongeveer drieënhalf jaar. Uiteindelijk wordt hiermee het jaar bedoeld waarin alles wat door God aan Israël is beloofd en wat zij door hun ontrouw zijn kwijtgeraakt aan hen zal worden teruggegeven. Dat zal het ware jubeljaar zijn met uitbundige vreugde over dit welbehagen, een ‘jaar’ dat duizend jaar zal duren. Met deze gedachte houdt de Heer op met lezen van het citaat van Jesaja.

Wat verder volgt in de profetie van Jesaja, gaat over de bevrijding van Israël door het oordeel dat in wraak zal worden uitgeoefend over de vijanden van het volk. In de eerste plaats is Hij niet gekomen om wraak te oefenen. In de tweede plaats kondigt Hij geen beloften van een toekomstige bevrijding aan, want Hij is Zelf door Zijn aanwezigheid de vervulling van de beloften.

De Heer Jezus heeft staande uit het Woord van God voorgelezen. Eerbied voor het Woord heeft Hem doen staan. Als Hij heeft gelezen, geeft Hij het boek terug aan de dienaar en gaat weer zitten. De wijze van voorlezen en het voorgelezen gedeelte hebben diepe indruk gemaakt. Niemand zit te slapen of staart verveeld naar het plafond. De ogen van allen zijn op Hem gericht. Dit is ook een prachtige houding voor de gemeente wanneer zij samenkomt rondom Hem.

Dan begint Hij te spreken. Hij gaat de gelezen woorden uitleggen. Lukas geeft alleen de kern ervan aan ons door. De kern is dat wat Hij zojuist heeft gelezen en wat zij hebben horen voorlezen, in hun oren vervuld is. Het moet nog wel met hun hart worden aangenomen. Naar aanleiding van het gelezen gedeelte en Zijn uitleg daarvan is de conclusie eenvoudig dat Hij dit zojuist gelezen gedeelte op Zichzelf toepast. Het stelt Hem voor als Degene op Wie de Geest is en Die doet wat geprofeteerd is. Daardoor wordt in Hem de volheid van de genade van God aan de mens bekendgemaakt.

Copyright information for DutKingComments