Luke 5:1-11

Inleiding

Dit hoofdstuk laat ons in vier fasen zien hoe iemand tot een volgeling wordt naar het voorbeeld van de Heer Jezus. Daarvoor worden de gebeurtenissen in dit hoofdstuk bij elkaar gebracht, zonder dat Lukas rekening houdt met de chronologische volgorde. Het begint met zelfveroordeling (Lk 5:1-11), daarop volgen reiniging (Lk 5:12-16) en vergeving en kracht (Lk 5:17-25), waarna de roeping tot de dienst kan volgen (Lk 5:27-32). Het hoofdstuk besluit met als resultaat van alle voorgaande gebeurtenissen het voorstellen van het nieuwe dat in de plaats van het oude komt (Lk 5:35-39).

Een wonderbare visvangst

De Heer predikt het Woord van God bij het meer Gennézareth. Omdat de menigte op Hem aandringt, wordt Hij bijna in zee geduwd. Hij gebruikt dan niet Zijn Goddelijke macht om mensen op een afstand te houden, zoals in Lukas 4 (Lk 4:30), maar Hij neemt Zijn toevlucht tot één van de twee schepen die Hij daar ziet liggen.

Terwijl Hij het Woord van God brengt, spoelen de vissers hun netten. Ze komen blijkbaar net terug van de vangst. Wat komen ze op een mooi moment terug, hoewel ze teleurgesteld zijn dat een hele nacht werken niets heeft opgeleverd. Maar ze zullen grote dingen meemaken. De Heer gaat zonder te vragen aan boord van een van de schepen. Hij is de Heer. Het is het schip van Simon Petrus. Simon vraagt Hem niet wat Hij doet.

De Heer vraagt Simon een klein eindje de zee op te gaan. Simon gehoorzaamt direct. Hij stelt zijn schip en zijn krachten en zijn tijd beschikbaar. Hij zal best moe zijn geweest na een nacht vissen, maar als de Heer het vraagt, zet hij zich weer in. Zo werkt Simon mee in het werk van de Heer. Hij geeft Hem gelegenheid om in zijn schip te gaan zitten en vanuit zijn schip de menigten te leren. Stellen wij ook zo onze middelen, krachten en tijd beschikbaar dat de Heer Zijn werk tot zegen voor anderen kan doen?

Er komt een einde aan de toespraak van de Heer. Hij weet wat de menigten kunnen verdragen. Nu is het tijd voor iets anders. Hij gaat Simon belonen voor zijn medewerking. Hij zegt tegen hem dat hij moet uitvaren naar de diepte en zijn netten moet uitwerpen voor een vangst. Het gaat niet om een poging om iets te vangen, want Hij stelt het resultaat al vast.

Als ervaren visser kan Petrus het niet nalaten Hem erop te wijzen dat ze de hele nacht hebben gevist, maar dat al hun inspanningen niets hebben opgeleverd. Ze hebben dat gedaan zoals ze dat altijd deden en ze zijn ervaren vissers. Hij weet dat het overdag zeker niet zal lukken als het ’s nachts al niet lukt. Simon begint zijn reactie echter met de Heer als “Meester”, dat wil zeggen zijn Meerdere, te erkennen. Het is de titel van iemand die boven anderen staat. Het hier gebruikte woord voor ‘meester’ komt alleen in dit evangelie voor (Lk 5:5; Lk 8:24; 45; Lk 9:33; 49; Lk 17:13).

Deze erkenning opent de weg tot zegen. Petrus heeft al erkend dat de oude, beproefde methode niet werkt. Nu moet hij het gaan doen op de manier die de Heer aangeeft. Omdat de Meester het zegt, zal hij de netten uitwerpen. Dit is geloof in het woord van de Heer. Het resultaat van gehoorzaamheid is zegen, een grote zegen. De Heer heeft zoveel vissen in hun netten gebracht, dat ze de massa niet kunnen houden. Menselijke middelen zijn te klein om de zegen te ontvangen die de Zoon van God geeft.

Er is zoveel vis, dat ook het andere schip met vis wordt gevuld. Beide schepen worden tot de rand vol met vis. De schepen zijn zo vol, dat ze bijna zinken. De Zoon van God zegent met een volle, overlopende maat.

Na de opstanding van de Heer krijgt Petrus opnieuw de opdracht het net uit te werpen en dan scheurt het net niet (Jh 21:11). Dat het na de opstanding van de Heer Jezus is, wijst erop dat het nieuwe gekomen is. Daar komen alleen de getelden in het net.

Vissers van mensen

Simon Petrus erkent dat de Heer de vissen in het net heeft gebracht. Hij ziet zich plotseling geplaatst tegenover de almachtige en alwetende God. Het bewijs van Zijn macht brengt hem op de knieën. In Zijn licht ziet hij zichzelf als een zondig mens. Hij erkent dat hij niet bij Hem thuishoort. Tegelijk is hij aan de knieën van de Heer. Hij is dicht bij Hem. Daardoor voelt hij aan dat de Heer hem niet zal wegsturen. Hij weet dat de Heer een gebroken geest aanvaardt en een verbrijzeld en verslagen hart niet veracht (Ps 51:19). Deze overtuiging is het werk van de Heilige Geest. De Heilige Geest stelt de grootheid van Christus voor. De mens die dat ziet, zal zichzelf als zondaar zien.

Tegelijk stelt de Heilige Geest ook de aantrekkelijkheid van Christus voor. Hij is de Mens voor Wie het woord uit Spreuken 19 volmaakt geldt: “Het verlangen van de mens is zijn goedertierenheid” (Sp 19:22). Dit woord kan wel als opschrift boven dit evangelie, dat Hem als Mens voorstelt, worden gezet. De Heer is vol goedertierenheid om overtuigde zondaars te ontvangen. Hij verlangt naar hen. De mens die dat ziet, weet dat Hij een overtuigde zondaar niet verstoot, maar juist aanvaardt. Meerderen hebben gezegd dat ze gezondigd hebben of dat ze een zondig mens zijn, maar dat niet gedaan aan de knieën van de Heer Jezus, in vertrouwen in Hem en daarom hebben ze nooit vrede gevonden.

De boot van Petrus is twee keer in een etmaal het meer op gevaren. Een keer in de nacht, want dan is de kans op een goede vangst het grootst, en een keer overdag, wanneer de kans op een goede vangst aanzienlijk kleiner is. De omgeving is dezelfde bij beide gelegenheden, de mannen ook en ook het gereedschap. Slechts één ding is anders: de tweede keer is Christus aan boord. Dat maakt het grote verschil in het resultaat.

Verbazing over de grote vangst heeft Simon en allen die bij hem zijn, aangegrepen. Het maakt diepe indruk op hen. Jakobus en Johannes worden nog met name genoemd. Het zijn vakbroeders van Simon en zelfs compagnons. Ze delen in de vangst en in de verbazing. Ze zullen ook door de Heer worden geroepen om Hem te volgen, tegelijk met Petrus.

Roeping is altijd een persoonlijke roeping. Lukas laat horen hoe de Heer Simon roept. Hetzelfde geldt ook voor de anderen. De Heer stelt Simon, die aan Zijn knieën ligt, gerust. Hij hoeft niet bang te zijn voor Zijn grootheid. Zien op Christus en op Zijn woord vertrouwen betekent ruimte geven aan de volmaakte liefde die de vrees uitdrijft (1Jh 4:18). Tegelijk is dit de juiste houding waarmee de Heer verder kan. Daarom zegt Hij vervolgens tegen Petrus dat hij vanaf dit moment een visser van mensen zal worden. Door de persoonlijke ervaring die Petrus heeft opgedaan, kan hij nu mensen gaan vangen door hen onder de indruk te brengen van de grootheid van Christus en van hun eigen zondigheid.

De vissers maken hun dagelijkse werk netjes af, ze trekken de schepen aan land. Dan verlaten ze alles en volgen Hem. Het staat er zo eenvoudig, maar wat een gebeurtenis! De ontmoeting met de Heer Jezus en Zijn roeping hebben een enorme verandering in hun leven tot gevolg. Er is geen overweging, geen vraag om eerst afscheid te nemen. De roeping van de Heer is bepalend. De gevolgen ervan kunnen ze aan Hem overlaten.

Copyright information for DutKingComments