Luke 5:13

Reiniging van een melaatse

Erkenning van zonden, zoals we dat in de vorige geschiedenis bij Petrus hebben gezien, is niet voldoende. Het is wel de eerste noodzakelijke stap, maar er moet iets op volgen. Er moet ook kennis van reiniging komen. Dat leren we in de genezing van de melaatse. Daarom is het eerste wat de discipelen in het gevolg van de Heer meemaken de ontmoeting met “een man vol melaatsheid”. Melaatsheid is een beeld van de zonden waarin de mens leeft. De man is vol melaatsheid. Hij is op het punt aangekomen dat er niets reins meer aan hem is. In die toestand kan hij rein worden verklaard (Lv 13:12-13).

In beeld is hij de zondaar die geen enkele verontschuldiging meer voor zijn zonden zoekt. Hij erkent dat hij hopeloos verloren is. Het enige waarop hij nog hopen kan, is de genade van de Heer. De wet kan alleen melaatsheid vaststellen en de voorwaarden stellen voor iemand die van melaatsheid is gereinigd. Het is voor de wet onmogelijk om een melaatse van zijn melaatsheid reinigen. Dat is het geweldige van de kracht van de genade die in Christus aanwezig is.

Als de melaatse Hem ziet, valt hij op zijn gezicht en smeekt Hem of Hij hem wil reinigen. De melaatse is ervan overtuigd dat de Heer het kan, maar hij weet niet of Hij het wil. De man doet niet tevergeefs een beroep op Zijn genade. De Heer raakt hem aan en spreekt met Goddelijk gezag: “Ik wil, word gereinigd!” Op dit bevel wijkt de melaatsheid direct van de man. Hier bewerkt genade reiniging, zoals eerst bij Petrus overtuiging van zonde (Lk 5:8). Zo is de Heer in staat om het probleem van de zonden in het leven van ieder mens op te lossen en hem te reinigen van zijn zonden. Daarvoor heeft Hij het werk op het kruis volbracht.

In het offer dat de man moet brengen voor zijn reiniging, geeft hij daarvan getuigenis. Hij mag geen ruchtbaarheid geven aan zijn genezing. Wel wil de Heer dat er getuigenis van de reiniging wordt gegeven tegenover de godsdienstige leiders. Daarom zendt Hij de man naar de priesters. De priesters zullen moeten erkennen wat met de melaatse gebeurd is. Daardoor zullen ze de tussenkomst van God moeten erkennen, dat wil zeggen dat de Heer Jezus God is. Wie immers kan melaatsheid reinigen dan God alleen (2Kn 5:7)? In het offer dat de man moet brengen, eert hij ook God voor de reiniging.

De genezing van de melaatse zal niet onopgemerkt zijn gebleven. Iedereen die hem kende, zal aan hem hebben gezien dat hij genezen is. Daardoor wordt over de Heer gesproken in een steeds wijdere omgeving. Velen willen Hem horen en door Hem van hun ziekten worden genezen. De genade trekt mensen aan. De genade stroomt ook vrijgevig van Hem uit.

De Heer neemt als de afhankelijke Mens ook tijd voor gemeenschap met God in het gebed. Daarvoor trekt Hij Zich terug in de eenzaamheid. Daarna gaat Hij de mens weer dienen.

Copyright information for DutKingComments