Luke 6:28

Liefde voor vijanden

Nu volgen aanwijzingen op welke manier de discipelen de geest van genade van de Heer kunnen tonen. Hij zendt Zijn discipelen nog niet uit, maar bereidt hen daarop voor. Het begint met liefde. Dat is de enig juiste gezindheid waarin genade kan worden betoond. Liefde komt voort uit het hart van God en is in Christus zichtbaar geworden. God en Christus zijn in de eerste plaats in deze verzen te zien. Alleen als er een innerlijke verbinding met de Heer Jezus is, kan de discipel deze dingen ook waarmaken, want dan is de liefde van God in zijn hart uitgestort (Rm 5:5). Liefde wordt het meest zichtbaar als die zich uit tegenover vijanden. Liefde die kan uitstromen en zelfs een vijand kan omarmen, is niet menselijk, maar Goddelijk.

De Heer spreekt tot Zijn discipelen als “u die hoort”. Het begint met het horen naar Hem. Liefde tot de Heer blijkt uit horen naar Hem. Vanuit de liefde die we in Hem zien, kan er goed worden gedaan aan mensen die ons haten. In het vervolg spreekt de Heer over diverse kanalen waarin de liefde kan uitstromen, in overeenstemming met de aard van de vijandschap die we tegenkomen. Elke vorm van vijandschap geeft gelegenheid tot een bepaalde uiting van liefde. Deze dingen zijn niet in praktijk te brengen door mensen die het wel willen, maar Hem niet kennen Die het volmaakt in praktijk heeft gebracht en Hem niet als hun leven hebben.

Zegenen is het goede toewensen. Dat doen aan hen die ons het kwade toewensen, is ware navolging van Christus. Als de Heer aan het kruis hangt, vraagt Hij Zijn Vader hun te vergeven die Hem hebben gekruisigd (Lk 23:34). Dat is uit zijn op zegen voor vervloekers. Als mensen ons smaden, gaan we voor hen bidden. De Heer zegt niet dat we moeten bidden voor onszelf, maar voor hen. Wat zullen we voor hen bidden?

De discipel die in liefde wandelt, zoekt geen vergelding als hij mishandeld wordt, maar is bereid nog meer mishandeling te ondergaan. Hij staat niet op zijn rechten, maar laat zich alles afnemen en is bereid er nog meer bij te geven. Dit is niet het onnozele en onverantwoordelijke omgaan met ons leven en ons bezit, maar de reactie op haat en smaad vanwege onze verbinding met de Heer Jezus. Zo heeft Hij gereageerd op wat Hem werd aangedaan.

Een discipel die in liefde wandelt, geeft waar dat gevraagd wordt. Hij geeft omdat God een Gever is en omdat de Heer Jezus Zichzelf heeft gegeven en hij dat heeft leren kennen voor zichzelf. Als iets van hem wordt afgenomen, als hij wordt onteigend omdat hij bij Christus hoort, zal hij niet op zijn rechten staan, als hij die al zou hebben. Zo is het voorgekomen dat aan christenen de gelegenheid is ontnomen om te studeren, of om een zaak te beginnen, waar anderen dat wel mochten. Christus heeft nooit van Zijn recht op het koningschap gebruikgemaakt. Het is Hem ontnomen en Hij heeft dat aanvaard.

Copyright information for DutKingComments