Luke 6:38

Het oordelen van anderen

Als het voorgaande onderwijs ter harte is genomen, dreigt een ander gevaar. Dat gevaar is het zich beter voelen dan anderen, zich boven anderen verheven voelen. Zo is God niet opgetreden in deze wereld. Als de discipel dat vergeet, krijgt een geest van kritiek vat op hem die zich uit in het leveren van kritiek op alles wat niet beantwoordt aan dit eerdere onderwijs.

De Heer waarschuwt Zijn discipelen voor een hooghartige geest, de eigendunk om over alles een oordeel te kunnen en te moeten vellen. Oordelen is het zich vormen van een uitgesproken mening over iets wat iemand doet en waarvan wordt geoordeeld dat het niet goed is, zonder dat dit oordeel de discipel toekomt. Veroordelen is het afschrijven van iemand die naar het oordeel van de discipel niet juist handelt. De discipel moet ermee rekenen dat hij, zoals hij oordeelt en veroordeelt, zelf zal worden geoordeeld en veroordeeld.

De Heer zegt het in negatieve vorm. Als je het niet doet, zal het ook niet met jou gebeuren. Daarom moeten we onze eigen mening over anderen loslaten, we moeten anderen de vrijheid geven en ze aan de Heer overlaten. We zullen dat zelf als een ware bevrijding ervaren. Altijd maar menen over alles een oordeel en veroordeling te moeten hebben is gebondenheid. Als we leren loslaten, zullen we in ware vrijheid leven, dat is de Heer kunnen dienen zoals Hij het graag wil. In plaats van op anderen kritiek te leveren, moeten we anderen geven. Als we dat doen, zullen we ook vergelding ontvangen en wel op een indrukwekkend overvloedige wijze.

De Heer haalt hiervoor een voorbeeld aan van de markt. Iemand die koren kocht, kocht dat in een maat. De koopman deed daar het koren in. Hij kon het daar losjes in strooien, maar hij kon ook proberen er zoveel mogelijk in te doen door het koren in te drukken en te schudden. Hij kon er zelfs een kop op doen, zodat de maat overliep. Zo zal God met ons in overvloed handelen. We zullen van God ontvangen boven wat we werkelijk hebben verdiend. Het algemene beginsel is dat ons wordt gedaan, zoals we zelf hebben gedaan. Dit gaat op zowel voor kritiek oefenen als voor geven.

In een gelijkenis spreekt de Heer Jezus over het zichtbaar maken van Gods eigenschappen. God kunnen we niet zien, maar Zijn zonen zijn wel te zien. Het kan om echte zonen gaan, zij die door Christus ziende zijn gemaakt en daardoor God kennen en Zijn eigenschappen kunnen vertonen. Het kan echter ook gaan om hen die zich aanmatigen met God in verbinding te staan. Zij zeggen Hem te kennen en werpen zich op als leidslieden voor anderen. De Heer spreekt ons aan op onze belijdenis, op wat we voorgeven te zijn en aan anderen laten zien. Menen we dat we zien en dat we anderen kunnen leiden? In elk geval kan een blinde niet een blinde leiden. Een blinde is iemand die geen zicht op Christus heeft.

Als we niet op Hem zien en op Hem lijken, kunnen we nooit een ander de goede weg wijzen. We komen dan om, met hen die achter ons aan komen. Dat kunnen onze kinderen zijn, dat kunnen medechristenen zijn. Een discipel moet zich niet aanmatigen meer te zijn dan zijn meester. Een echte discipel wil op zijn meester lijken, zoals een echte zoon op zijn vader wil lijken. En dat niet slechts een beetje, in enkele aspecten, maar in alles. “Volmaakt” is iemand die volkomen onderwezen is en geheel is gevormd door het onderwijs van de meester en daardoor op hem lijkt. Hij zal gelijk zijn aan zijn meester in alles waarin hij door deze meester is gevormd. Christus was en is de volmaaktheid en wij groeien in alle dingen op tot Hem, tot de maat van de volle wasdom van de volheid van Christus (Ef 4:13; Ko 1:28).

Misschien is ons probleem niet zozeer dat we blind zijn. We zien wel, we kennen de Heer, maar ons probleem kan zijn dat we zo weinig op Hem zien. We zijn weliswaar niet blind, maar we zijn wel zwaar beperkt in ons gezichtsvermogen en dat zonder het zelf in de gaten te hebben. We menen zelfs dat we zo scherp zien, dat we de splinter in het oog van onze broeder kunnen opmerken. Het is alleen tragisch dat we niet in de gaten hebben dat we zelf een balk in ons oog hebben. De Heer gebruikt deze overdrijving om aan te geven hoe blind we kunnen zijn voor onze eigen tekorten, terwijl anderen die duidelijk opvallen. En wij maar denken dat we het geringe tekort in het leven van onze broeder haarscherp kunnen beoordelen.

We moeten twee dingen leren kennen: Wie de Heer is en wie we zelf zijn. Iemand die de balk in zijn eigen oog niet ziet, heeft zijn oog niet op de Meester gericht en kent zichzelf niet. Het gaat nog verder. Er is niet alleen de aanwezigheid van de balk in het eigen oog en het ondanks dat waarnemen van de splinter in het oog van de ander. Er is ook nog de aanmatiging wel even de splinter uit het oog van de broeder weg te doen zonder ook maar de geringste aanvoeling te hebben van de balk in het eigen oog.

Discipelen kunnen helemaal blind zijn voor hun eigen opzichtige fouten waar velen in hun omgeving zich aan irriteren. Het is werkelijk verbijsterend hoe zulke mensen met gemak een kleine onhebbelijkheid in een medediscipel aanwijzen waaraan ze zich irriteren en nota bene dan ook nog aanbieden wel even die in hun ogen irritante onhebbelijkheid te verwijderen. De Heer noemt zulke discipelen huichelaars. Zij moeten eerst maar eens naar zichzelf kijken. Pas als ze zichzelf in Gods licht hebben gezien en veroordeeld, kunnen ze een ander tot hulp zijn.

Copyright information for DutKingComments