Luke 6:46

Twee fundamenten

Het komt erop aan of we de Heer werkelijk als Heer erkennen. We kunnen Hem wel als “Heer, Heer” aanspreken en Hem zo op overdreven wijze met de mond ‘Heer’ noemen, maar als we niet doen wat Hij zegt, is het een leugen. In dit opzicht gaat het er niet om wat we belijden, maar wat we doen, wat we laten zien in ons leven.

De Heer geeft aan waaraan de ware discipel gelijk is die naar Zijn woorden luistert en ernaar handelt. Hij illustreert dat met een aansprekend voorbeeld. De discipel die hoort naar de woorden van de Meester, zal dat laten zien door hard te werken aan een goed fundament voor zijn levenshuis. Zo iemand is diep doordrongen van de gevaren die zijn leven bedreigen. Om voor zijn levenshuis een betrouwbaar fundament te hebben steekt hij af naar de diepte. Hij is niet oppervlakkig bezig, maar graaft alles uit zijn leven weg wat geen houvast biedt. Hij wil een goed fundament hebben. Dat biedt alleen de rots. De rots is een beeld van Christus (Mt 16:18; 1Ko 10:4). Hij is het fundament (1Ko 3:11).

Als een discipel zijn huis daarop heeft gebouwd, kunnen er stortvloeden en waterstromen komen, maar zijn huis wankelt niet. Het is goed gebouwd omdat het op de rots staat. Er is diep gegraven in de ziel, waardoor alle zondigheid naar boven is gekomen en in Gods licht is beleden en geoordeeld. Wie diep gegraven heeft, heeft leren zeggen “ik ellendig mens” (Rm 7:24). Vervolgens komt hij op de rots: “God zij echter dank door Jezus Christus onze Heer!” (Rm 7:25). Dan is er voor hem geen veroordeling meer (Rm 8:1). De woorden van Christus zijn de rots. Door acht te geven op Zijn woorden overleven we elke aanval van de tegenstander. Als iemand zo zijn geloof bewijst uit zijn gehoorzaamheid, zal hij nooit bewogen of beschaamd worden.

Er zijn echter ook mensen die wel naar de woorden van Christus luisteren, maar er niet naar handelen. Zij zetten zich niet in om te graven en uit te diepen. Zij bouwen hun huis “op de aarde”, omdat ze menen dat de “aarde”, dat wil zeggen de aardse dingen, voldoende basis biedt voor hun leven. Als de waterstromen komen, blijkt dat die dingen geen fundament zijn. Dat levenshuis stort in en de verwoesting van dat huis is groot. Het wordt een ruïne.

We kunnen het ‘huis’ ook toepassen op het ‘huis’ van de christenheid (vgl. 2Tm 2:20) en het ‘huis’ van Israël (vgl. Hb 8:8). De woorden “wie echter hoort en niet doet” geven precies aan wat de christenen en de Joden heeft gekenmerkt. Als de Heer terugkomt in heerlijkheid, zal de zwaarste slag van het oordeel niet de heidenvolken treffen die nooit het Woord van God hebben gehoord, maar de belijdende Joden en de belijdende christelijke volken tot wie het Woord van God in rijke mate is gekomen. Zij hebben het evangelie gehoord, maar er geen gehoor aan gegeven.

Copyright information for DutKingComments