Luke 7:38-50

Een zondares komt bij de Heer

De Heer wordt geconfronteerd met twee personen. De een is een man met een onberispelijke levenswandel, een theoloog. De ander is een zondares, iemand die als zodanig openlijk bekendstaat. Deze confrontatie vindt plaats in het huis van een farizeeër die de Heer wel eens van dichtbij wil meemaken en Hem daarom te eten heeft gevraagd. De Heer gaat op de uitnodiging in, want Hij moet daar een dienst van genade bewijzen en onderwijs van genade geven.

Een zondares die op zoek is naar vergeving, zoekt Hem. Ongetwijfeld heeft ze haar zonden aan God beleden, maar heeft ze geen weet van de vergeving. Ze voelt aan dat Hij vol genade is en ze weet dat ze bij Hem moet zijn om vergeving te krijgen. Ze vindt Hem dan ook. Ze laat zich niet afschrikken door de wetenschap dat ze het huis van een farizeeër binnen moet gaan. Het gaat haar om Hem en Hij is daar. Dan moet zij daar ook zijn. Een berouwvolle zondares en een Heiland horen bij elkaar. Ze is op de ontmoeting voorbereid, want ze heeft een albasten fles met balsem bij zich. Haar eerbetoon aan de Heiland en het beroep op Zijn genade beginnen met tranen. Ze neemt de nederigste plaats in, bij Zijn voeten.

Vijf keer vinden we in dit evangelie mensen aan de voeten van de Heer, elke keer met een eigen kenmerk. Hier is het een zondares die wordt heengezonden in vrede. Ook zien we een ex-bezetene aan de voeten van de Heer zitten die vandaar wordt heengezonden om van Hem te getuigen (Lk 8:35). We komen Jaïrus tegen, een man in diepe smart, die zich aan de voeten van de Heer werpt en daar troost vindt (Lk 8:41). We ontmoeten Maria die aan de voeten van de Heer zit en daar door Hem wordt ingevoerd in Zijn gedachten en daar het goede deel geniet (Lk 10:39). Ten slotte vinden we een genezen melaatse aan de voeten van de Heer, een plaats waar hij aanbidding brengt (Lk 17:16).

Met haar tranen begint de vrouw de voeten van de Heer nat te maken en ze droogt ze af met de haren van haar hoofd. Daarna kust ze Zijn voeten innig om ze ten slotte te zalven met de balsem. Ze is diep onder de indruk van Zijn voeten, want het zijn de voeten die haar vrede brengen (Js 52:7). Dat zoekt ze, want ze weet dat ze een zondares is.

Haar tranen spreken van haar berouw. Het haar van haar hoofd, dat lang genoeg is om er Zijn voeten mee af te drogen, spreekt van haar toewijding (1Ko 11:15). Haar kussen spreken van haar liefde. De balsem spreekt van aanbidding. Er is bij de vrouw Goddelijke kennis van Christus. Die kennis is voor haar geen leerstuk, maar heeft een diepe uitwerking in haar hart. Ze voelt Wie Hij is. Genade geeft een diepe overtuiging van wat zonde is, met daaraan onlosmakelijk verbonden het bewustzijn dat God goed is. Wie zich zo aan de Heer Jezus hecht, vindt het ware licht.

De Heer heeft Simon iets te zeggen

Niet alleen de vrouw wordt openbaar in het licht. Ook Simon bevindt zich in het licht en wordt openbaar. Bij hem zien we het tegendeel van wat de vrouw kenmerkt. Bij hem is geen geloof. God geopenbaard in het vlees is in zijn huis en hij ziet niets. Hij stelt koeltjes en mogelijk triomfantelijk vast dat de Heer geen profeet kan zijn, anders zou Hij wel geweten hebben wie Hem aanraakt. Er is voor deze farizeeër niets wat erger is dan met een zondares in aanraking te komen. Maar Simon heeft ook de Heer Jezus niet aangeraakt, zoals de Heer hem dat verderop voorhoudt!

Simon meent dat de Heer niet weet wat voor een vrouw het is die Hem aanraakt. Simon weet ook niet dat de Heer zowel de vrouw als hem volkomen kent. De Heer antwoordt op iets wat Simon denkt. Hij kent de gedachten van ieder mens. Hij heeft Simon iets te zeggen wat voor hem persoonlijk is. Simon neemt de goede houding aan. Hij is wel benieuwd wat de Heer te zeggen heeft. Daarom heeft hij Hem ook uitgenodigd. Hij noemt Hem ook “Meester”, niet omdat hij Hem als zodanig voor zichzelf erkent, maar omdat de Heer als zodanig bekendstaat.

De Heer stelt Simon in een gelijkenis drie mensen voor. De een is schuldeiser, de beide anderen zijn schuldenaars, maar met een verschillende schuld. De een heeft een grote schuld, de ander een kleine schuld. Zowel de schuldenaar met de grote schuld als die met de kleine schuld is niet in staat om te betalen. Dan bewijst de schuldeiser beiden genade en scheldt hun allebei hun schuld kwijt. De vraag aan Simon is wie van de beide schuldenaars de schuldeiser het meest zal liefhebben.

De Heer wil Simon door deze gelijkenis leren dat hij misschien wel minder zonden heeft gedaan dan de vrouw, maar dat hij net zo onbekwaam is om te betalen als de vrouw en daarom evenals zij de vergevende barmhartigheid nodig heeft. Schuldeisers roepen in het algemeen geen gevoelens van liefde op, vergevende genade doet dat wel. Dat kan zelfs Simon juist beoordelen. Hij geeft dan ook het goede antwoord.

De Heer vergelijkt Simon met de vrouw

Dan gaat de Heer tot Simon over de vrouw spreken. Zonder dat zij zich ervan bewust is geweest, heeft deze arme vrouw als enige in deze omstandigheid gehandeld zoals het passend is. Dat komt omdat zij de allesomvattende belangrijkheid van Hem Die daar aanwezig is op de juiste waarde schat. Als de God-Heiland aanwezig is, welke betekenis hebben Simon en zijn huis dan? De aanwezigheid van de Heer doet al het andere vergeten.

De Heer kijkt naar de vrouw en geeft Simon een grote les. Hij wijst hem op de vrouw. Zeker heeft hij haar gezien, maar met totaal andere ogen dan de Heer. De Heer gaat Simon nu vertellen hoe Hij haar ziet en waardeert naar wat zij Hem heeft gedaan. Hij vertelt ook hoe Hij Simon ziet en hoe Hij heeft ervaren wat Simon niet heeft gedaan.

Hij is in zijn huis gekomen, maar Simon heeft Hem elke gebruikelijke vriendelijkheid als Gast onthouden. Hij heeft niet in Hem ontdekt wat de vrouw in Hem heeft ontdekt en is onverschillig en koud gebleven ten opzichte van Hem. De Heer heeft gemist wat Simon alleen al als gastheer aan Hem had behoren te doen. De vrouw heeft dat op meer dan voortreffelijke wijze gecompenseerd, tot grote schande en schaamte van Simon.

De tranen van de vrouw zijn voor Hem een grote verfrissing geweest op Zijn vermoeiende reis door de woestijn. Er is niets wat de Heiland meer verkwikt dan uitingen van oprecht berouw over zonden. Het afdrogen van Zijn voeten met haar haren is ook een daad die Hij bijzonder waardeert. Hij ziet haar verlangen naar toewijding. Door het afdrogen van de tranen met haar haren zijn haar tranen in haar haren opgenomen, ze zijn er als het ware mee vereenzelvigd. In beeld wijst dat erop dat de vrouw zich in haar toewijding altijd bewust is gebleven van haar afkomst. Ze heeft in het kussen van Zijn voeten haar liefde op de innigste manier en aanhoudend getoond, terwijl er bij Simon alleen kilte was. De Heer heeft ook gemist dat Simon Zijn hoofd zalfde, maar de vrouw heeft dat meer dan goedgemaakt door Zijn voeten met balsem te zalven.

De vrouw in vrede heengezonden

De Heer besluit Zijn onderwijs aan Simon door te verklaren dat de vrouw heeft gehandeld uit liefde voor Hem en dat zij Hem zeer liefhad. De veelheid van haar zonden had haar naar Hem gevoerd, want ze wist dat ze bij Hem vergeving voor al haar zonden kon krijgen. Haar liefde voor de Heer was groot, want ze wist dat Zijn liefde groter was dan al haar zonden. Daarom krijgt ze wat ze zoekt: vergeving van haar vele zonden.

Wat ze in de Heer heeft gezien, wat Hij is voor zondaars zoals zij, heeft door genade haar hart gewillig gemaakt om naar Hem toe te gaan en heeft in haar de liefde gewekt die ze voor Hem had. Ze dacht alleen aan Hem. Hij had bezitgenomen van haar hart met uitsluiting van alle andere invloeden. Daarom was ze het huis van de hoogmoedige farizeeër binnengegaan, want Hij was daar. Zijn aanwezigheid beantwoordde elke moeilijkheid. Ze zag wat Hij voor zondaars was en dat de ellendigste en diepst gezonken mens bij Hem een toevlucht vond.

Door genade heeft de arme vrouw gevoeld dat er een hart is dat ze kan vertrouwen als er niets anders meer is. En dat is het hart van God! God bedekt de overtreding en jaagt daarmee liefde na, Hij wekt daarmee liefde op (Sp 17:9). Die liefde is in het hart van de vrouw en daarom is ze tot de Heer Jezus gekomen om van Hem de vurig gewenste vergeving te vragen voor haar vele zonden die ze al aan God had beleden. Haar liefde dreef haar uit naar Hem. God zoekt die liefde ook bij ons.

Na het onderwijs aan Simon richt de Heer Zich tot de vrouw en verklaart dat haar zonden haar vergeven zijn. Nadat haar hart is overweldigd door de liefde van God, is nu ook haar geweten gerustgesteld.

Dat lokt bij de aanwezigen weer een reactie uit. Ze praten er onder elkaar over Wie Hij toch wel is dat Hij zelfs zonden vergeeft. Zij praten over vergeving als theologisch vraagstuk, zoals dat ook vandaag zo vaak gebeurt. Maar alleen het hart dat overtuigd is van zonden en naar vergeving verlangt, ziet Wie Hij is. Als de Heer tot Simon spreekt over de vrouw, spreekt Hij over alles wat zij in liefde aan Hem heeft gedaan. Tegen de vrouw zegt Hij dat haar geloof haar heeft behouden; Hij spreekt niet over haar liefde die ze overvloedig aan Hem heeft betoond.

De vrouw is de enige van het hele gezelschap die in vrede heengaat.

Copyright information for DutKingComments