Luke 9:51-56

Weigering om de Heer te ontvangen

Hier begint Lukas aan de beschrijving van de gebeurtenissen die uitlopen op het lijden en de dood van de Heer in Jeruzalem. Dit gedeelte loopt door tot Lukas 19:44. De Heer Jezus richt Zijn gezicht vastbesloten naar Jeruzalem. Hij ziet er ook al overheen, want na Zijn lijden en dood zal Hij opstaan en zal Hij in de hemel worden opgenomen. Hij ziet op de vreugde die voor Hem ligt en die Hem zal helpen het kruis te verdragen en de schande te verachten (Hb 12:2). Evenals de uitdrukking “Zijn uitgang” (Lk 9:31) is ook de uitdrukking “dagen van Zijn opneming” een uitdrukking die alleen door Lukas en niet door de andere evangelisten wordt gebruikt.

Hoewel Hij weet wat Hem in Jeruzalem wacht, zendt Hij als ware Koning Zijn boden voor Zich uit om Zijn komst voor te bereiden. Hij kiest een dorp van Samaritanen als tussenstation uit. Wat een genade dat Hij op Zijn reis naar Jeruzalem dit dorp aandoet om ook hen bekend te maken met die genade van God. Maar de Samaritanen ontvangen Hem niet. De discipelen zullen bij hun zoektocht naar een verblijfplaats hebben gezegd wat hun Meester van plan is, waarheen Hij op reis is. Hij is op reis naar Jeruzalem ter gelegenheid van het aanstaande paasfeest – niet om eraan mee te doen, maar om het te vervullen.

Als de Samaritanen horen waarheen Hij op weg is, sluiten zij hun deuren voor Hem. Ze verklaren Hem als ongewenste Persoon. Ze hebben de tijd waarin naar hen wordt omgezien, niet erkend. Toch is de genade later ook naar hen gegaan en velen van de Samaritanen, mogelijk ook in dit dorp, hebben gehoord dat Hij in Jeruzalem is gestorven en dat het ook voor hen is (Hd 8:5-8; 12; 25).

De houding van de Samaritanen vervult de broers Jakobus en Johannes met toorn. Hier wordt hun Meester oneer aangedaan. Dit kunnen ze niet tolereren. Ze stellen voor dat zij vuur uit de hemel laten komen om dit dorp te verteren. Heeft Elia dat ook niet gedaan, toen ze hem respectloos behandelden (2Kn 1:10; 12)?

Hun voorstel komt voort uit het gevoel belangrijk te zijn vanwege hun verbinding met de Heer. Als hun Heer respectloos wordt behandeld, voelen zij dat als een persoonlijke belediging. Omdat zij door dit optreden feitelijk alleen zichzelf willen handhaven, worden ze blind voor de genade die hun Meester kenmerkt, juist als Hem oneer wordt aangedaan. Zij willen vuur uit de hemel laten komen, terwijl hun Heer uit de hemel is gekomen om genade te brengen.

Met een geest zoals die in de broers tot uiting komt, wil Hij niets te maken hebben. Hij keert hun de rug toe en bestraft hen om hun voorstel. Ze beseffen niet van welke geest ze zijn, wat hun gezindheid is. Wat zij willen, is vreemd aan Zijn gezindheid van genade. Wat zij voorstellen, komt niet van Hem.

Hij zegt tegen hen dat Hij, de Zoon des mensen, niet gekomen is om zielen van mensen te verderven, maar te behouden. Wat hebben ze nog weinig begrepen van wat Zijn Naam ‘Zoon des mensen’ betekent. Hij is waarachtig Mens geworden, een Mens zoals God hem bedoelt. God heeft Hem als Mens onder mensen gezonden om Zijn welbehagen in mensen te laten zien. En nu willen zij dat Hij hun toestemming geeft kostbare zielen van mensen te verderven door vuur van de hemel te laten neerdalen.

Evenals bij de Gerasenen (Lk 8:37) aanvaardt de Heer hier de weigering Hem te ontvangen en gaat naar een ander dorp. Dat is de gezindheid van de genade die niet eist, maar zich vernedert, waardoor die gezindheid des te meer schittert.

Copyright information for DutKingComments