Luke 9:61

Het navolgen van de Heer

Het volgen van de Heer brengt iemand in allerlei situaties die Hem in de gelegenheid stellen Zijn volgeling onderwijs te geven. In die situaties komen de motieven van het hart van een discipel naar boven. Iemand kan de Heer ook alleen maar volgen als Hij hem daartoe roept. Als een mens vanuit zichzelf zegt “ik zal U volgen, waar U ook heengaat”, klinkt dat op het eerste gehoor goed, maar het moet nog duidelijk worden uit welke bron dit verlangen voortkomt. Het kan namelijk voortkomen uit de bedrieglijke wil van de mens, terwijl iemand alleen een goede volgeling kan zijn als hij daartoe de krachtdadige roeping van de genade heeft gehoord.

Als er een werkelijke roeping van de genade is, betekent dat de noodzakelijkheid om alle dingen los te laten die een verhindering kunnen zijn om aan die roeping te gehoorzamen. Als de Heer roept, zullen de moeilijkheden en hindernissen worden gevoeld. Dat zien we in de volgende gevallen.

Maar eerst zien we iemand die de Heer wil volgen in eigen kracht, iemand die meent dat hij het wel kan. Zo iemand zal falen in het volgen van Christus. Toen Petrus op een later tijdstip iets dergelijks zei, verloochende hij Hem kort daarop (Lk 22:33). Een dienstmeisje was genoeg om de voornaamste van de apostelen bang te maken. Hij begon te liegen en te zweren dat hij Hem niet kende (Mk 14:71). Het optimisme van het zelfbewustzijn moet door de Heer aan de kaak worden gesteld. Petrus heeft dat ondervonden door zijn val.

Iemand die op het punt staat Hem te gaan volgen, krijgt de consequenties door Hem voorgehouden. Mogelijk dat de man kwam en Hem wilde volgen omdat er voor hem iets te halen was. Het leek hem wel voordeel op te leveren. De Heer zegt dat Hij hem niets te geven heeft, zelfs geen plaats om te rusten. Zij die Hem volgen, zijn nog slechter af dan de vossen en de vogels. Die hebben tenminste nog een plaats van rust en bescherming.

Hij kan Zijn volgelingen niets anders bieden dan schande, lijden en eenzaamheid. Hij had geen plaats van rust, Hij kon nergens Zijn hoofd neerleggen. Hoe zou Hij dat kunnen in een wereld die in de zonde ligt? Pas op het kruis heeft Hij het hoofd in rust kunnen neerleggen nadat Hij het werk voor de zonde had volbracht. Hij “boog het hoofd” (Jh 19:30) is hetzelfde woord als hier “het hoofd neerleggen”.

Als iemand zichzelf aanbiedt om Hem te volgen, schildert Hij de realiteit van Zijn verwerping. Dat doet Hij om een vleselijk enthousiasme af te remmen. Een ander geval is het als de Heer roept. Zoals gezegd, komen dan de bezwaren en worden de hindernissen gevoeld. Zomaar alles loslaten en een onzekere toekomst tegemoet gaan is te veel voor het vlees. Plotseling komen er allerlei dingen die “eerst” nog moeten gebeuren. Dat zijn geen zondige dingen, het zijn op zichzelf genomen goede dingen.

Het begraven van een vader is toch zeker wel toegestaan, en kunnen we niet zeggen dat het zelfs naar de wil van de Heer is? De Heer maakt in Zijn antwoord niet duidelijk dat de man het niet zo nauw hoefde te nemen met het (laatste) eerbetoon aan zijn vader. Waar het voor deze man om gaat, is of Christus meer is voor zijn hart dan wat of wie ook op de hele wereld.

Deze man wordt niet alleen geroepen om Christus te volgen, maar om een getuige voor Hem te zijn, om het koninkrijk van God te verkondigen. Hoe zal dat gaan in zijn contact met andere mensen, als hij geen geloof heeft om alles voor Christus op te geven? De boodschap heeft zoveel haast, dat er geen uitstel kan zijn. De (geestelijk) doden kunnen heel goed de (lichamelijk) doden begraven, maar ze kunnen onmogelijk het koninkrijk van God verkondigen. Dat kunnen alleen zij die de Heer daartoe roept.

Een ander die blijkbaar ook door de Heer geroepen is, heeft een ander excuus. Voor hem ligt het probleem niet in het achterlaten van de doden, maar van de levenden. Hij wil zich eerst fatsoenlijk afmelden bij zijn huisgenoten. Ook hier gaat het om iets wat op zichzelf geoorloofd is, maar in dit geval een verhindering vormt voor een direct gehoorzamen aan een bevel van de Heer. Wie de Heer wil volgen, moet bereid zijn radicaal met familiebetrekkingen te breken, zoals Jakobus en Johannes hebben gedaan (Mt 4:22).

Het prediken van het koninkrijk is een zaak van vooruitzien. Het is alles of het stelt niets voor. Het kan het koninkrijk van de ware God niet zijn als het zijn dienaren toestaat zich door allerlei onbelangrijke dingen te laten ophouden. Christus is de Eerste en de Laatste en Hij behoort alles voor het hart te zijn, anders verliest Hij door de listen van de satan alle belangrijkheid voor het hart.

Achteromkijken kan fataal worden, zoals bij de vrouw van Lot (Gn 19:17; 26) die met haar hart hing aan de dingen van dit leven en zelfs in het licht van het oordeel daarvan niet loskwam. Je kunt niet bouwen op iemand die twee belangen najaagt (Jk 1:8). De dienst van de Heer vraagt onverdeelde toewijding.

Copyright information for DutKingComments