Malachi 2:2-3

Inleiding

In Maleachi 1 worden vooral de onverschilligheid en huichelarij van de priesters en het volk aan hen voorgehouden. Het gaat daarin meer over het godsdienstige leven. In Maleachi 2 gaat het over het gebrek aan inzicht in Gods gedachten, wat blijkt uit het sociale leven.

We vinden hier drie verbonden:

1. het verbond met Levi (Ml 2:1-9),

2. het verbond met het volk (Ml 2:10-12) en

3. het huwelijksverbond (Ml 2:13-16).

Het gebod tot de priesters

De priesters, mensen die bij uitstek Gods wil zouden moeten kennen en die aan het volk moeten leren, worden rechtstreeks aangesproken (Ml 2:1). Er komt een gebod tot hen. Wat het gebod inhoudt, staat in de Ml 2:2-3.

De priesters worden er niet over in het onzekere gelaten wat de gevolgen zijn als ze blijven volharden in hun ontrouw (Ml 2:2). Ze moeten niet alleen luisteren, maar het ook ter harte nemen. Dan zullen ze verslagen van hart worden, hun zonden belijden en Gods Naam werkelijk eer geven. Doen ze dat niet, dan zendt Hij, “de HEERE van de legermachten”, de vloek onder hen (vgl. Dt 28:20).

Hij zal al hun zegeningen van hen wegnemen en die in een vloek veranderen. Het land zal geen voedsel meer opleveren, maar onkruid. De vreedzame samenleving zal een kwelling worden door onderlinge irritaties en onverdraagzaamheid. Het familieleven wordt ontwricht. In plaats van liefde zal er haat en achterdocht zijn. Het is niet alleen een voorzegging, maar God heeft dat al onder hen gebracht omdat ze niet met hun hart op Hem gericht zijn. En het zal allemaal nog veel erger worden als ze niet naar Zijn oproep luisteren.

Het woord “nageslacht” (Ml 2:3) is letterlijk ‘zaad’ en ziet zowel op kinderen als op het gezaaide, wat op het land moet groeien als een zegen en waarvan weer tienden gegeven kunnen worden. God zal dat bestraffen. Ze zullen geen enkele vreugde beleven aan wat na hen komt, niet aan kinderen en niet aan oogst.

Hij zal hun Zijn ongenoegen op de duidelijkste wijze laten voelen. God spreekt hier in krachtige taal Zijn verachting voor hen uit. Hij zal hen behandelen zoals zij Hem behandelen. Hij zal mest op hun gezicht strooien en wel de mest van hun feesten. De offers die ze op die feesten brengen, zijn voor Hem een gruwel. Hij ziet die offers in hun geheel als mest. Die offers zijn geen aangename geur voor Hem, maar ze stinken, ze veroorzaken walging bij Hem.

Ze menen misschien wel dat ze de feesten van de HEERE houden, maar Hij spreekt hier over “uw feesten”. Onder de dekmantel van een feest voor de HEERE hebben ze er eigen feestjes van gemaakt. Zo ontaardt later het Pascha van de HEERE in een Pascha dat “het feest van de Joden” (Jh 6:4) wordt genoemd.

God zal hen met de mest van hun feesten insmeren. Behalve dat ze daardoor stinken, zullen ze er ook afstotelijk uitzien. Deze uiterst diepe smaad die zij zichzelf hebben aangedaan, kleeft hen aan als ze zullen worden weggevoerd naar een mesthoop, zodat er niets meer van hen in de tempel over is (vgl. 1Kn 14:10). Zo reinigt God Zijn huis van de mest.

Copyright information for DutKingComments