Malachi 3:11

Gezegend en tot zegen

Als ze de HEERE beproeven, geeft Hij niet alleen een overvloed aan zegen, maar zal Hij er ook voor zorgen dat er geen verderf meer in het land komt (Ml 3:11). Hij zal het oordeel wegnemen en de opmars van de vraatzuchtige sprinkhaan, de kaalvreter, tot staan brengen, zodat hij de vrucht van het land en de vruchten van de bomen niet langer vernielt. God heeft gezag over alle schepselen; Hij roept ze en zendt ze waarheen Hij wil, ook naar Zijn volk als dat nodig is. Hij kan er ook een einde aan maken als ze niet langer nodig zijn.

Het gevolg is dat “alle heidenvolken” hen “gelukkig prijzen” (Ml 3:12). Door hun terugkeer tot de HEERE ontvangen ze niet alleen zelf zegen, maar zullen ze ook tot zegen zijn voor anderen. Ze zullen “een aangenaam land zijn”. De openbaring van de gunst van God zal zo rijk zijn, dat de omringende landen hen gelukkig zullen prijzen.

Deze beloften zijn gebaseerd op het oudtestamentische beginsel dat zegen door God wordt gegeven als het volk gehoorzaam is, net zoals de vloek over hen komt als ze ongehoorzaam zijn (Dt 28:15). Hun verblijf in het land, hun vrij zijn van ziekte, het genot van aardse zegeningen in elke vorm en gedaante, het is allemaal afhankelijk van hun gedrag ten opzichte van de inzettingen en voorschriften die zij van God hebben gekregen. Daaraan hebben ze zichzelf ook verplicht (Ex 19:8; Ex 24:3; 7).

Copyright information for DutKingComments