Mark 13:14

De gruwel van de verwoesting

“De gruwel van de verwoesting” is de afgod die verwoesting bewerkt (Dn 9:27; Dn 11:31; Dn 12:11). De Heer doelt hier op het beeld van het beest dat de heerser van het herstelde Romeinse rijk voorstelt. Dit beeld zal door de antichrist in de tempel worden gezet en iedereen zal het moeten aanbidden (2Th 2:4; Op 13:12-15). Dit is het begin van de grote verdrukking die drieënhalf jaar zal duren. Het opstellen van deze afgod in de tempel is voor de getrouwe Joden het teken om te vluchten. De grote verdrukking zal de getrouwen openbaar maken. Zij zijn het die zich laten waarschuwen, een waarschuwing die zij hebben ontvangen door in het Woord te lezen.

De Heer merkt op dat het van levensbelang is om Zijn Woord met inzicht – niet voor de vorm – te lezen. Daardoor kunnen we ontkomen aan de grote misleiding. Hij zegt het en wij moeten erop letten. Zo is het met elke misleiding die op de dienaar afkomt. De enige manier om niet misleid te worden is het lezen van Gods Woord en het ter harte te nemen ervan.

De vervolging die zal losbarsten, zal zo plotseling zijn, dat er geen ogenblik verloren mag gaan door ook nog maar snel iets uit huis te pakken omdat het mogelijk van pas zou komen. Waar iemand zich ook maar bevindt, het komt erop aan zo snel mogelijk te vluchten, zelfs met achterlating van het kleed dat tegen de kou van de nacht moet beschermen. Het leven is meer dan bescherming tegen de kou.

De Heer houdt ook rekening met de kwetsbaren. Deze tijd zal in het bijzonder zwaar zijn voor de zwangeren en zogenden. Zij zullen verzwakt zijn en dan toch snel moeten vluchten. Hij houdt zelfs rekening met de weersomstandigheden. Hij zegt hun te bidden dat deze dingen niet in de winter gebeuren vanwege de extra nood die dat zal geven. Ze mogen bidden, want Gods oor is geopend voor hun nood en Hij geeft uitredding door hen er doorheen te helpen. Er staat hier niet bij, wat wel in het evangelie naar Mattheüs staat, dat ze ook moeten bidden dat hun vlucht niet op de sabbat zal gebeuren (Mt 24:20). Hieruit blijkt dat de ervaringen van dienaren hier vooropstaan en niet zoals in Mattheüs het Joodse aspect.

De Heer voorzegt de ongekende verdrukking van die dagen. Een dergelijke verdrukking is er nooit geweest op aarde en zal er ook daarna nooit weer komen. Hoe groot moet die verdrukking zijn! Het is de tijd die Jeremia “een tijd van benauwdheid voor Jakob” noemt (Jr 30:7; Dn 12:1; Mt 24:21; Op 3:10). Het is een tijd van een verdrukking die zijn weerga niet kent.

De Heer heeft echter een grens aan die verdrukking gesteld. Hij heeft de duur ervan vastgelegd. Hij heeft de maat, de grens van de openbaring van de wetteloze, bepaald ter wille van Zijn uitverkorenen. De verdrukking zal beperkt worden tot drieënhalf jaar. Velen zullen wel omkomen, maar ze zullen niets missen van het vrederijk. Zij zullen deelhebben aan (de tweede fase van) de eerste opstanding (Op 20:4). Er zal ook door Hem een overblijfsel in leven worden gehouden.

Copyright information for DutKingComments