Mark 14:47

De gevangenneming

De Heer is er klaar voor. Daarom kunnen Zijn vijanden komen om Hem gevangen te nemen. Gods tijd ervoor is aangebroken en daarom kan de macht van de vijand zich openbaren. Zij zijn er zich niet van bewust dat zij Gods plan gaan vervullen op Gods tijd. Dat is ook niet aan hen. Zij zijn volkomen verantwoordelijk voor deze misdaad die met geen andere te vergelijken is en zullen er ook voor geoordeeld worden.

Judas komt eraan. Hij wordt nog steeds als “een van de twaalf” aangeduid om aan te geven dat hij zo nauw met de Heer Jezus heeft samengeleefd. Hij voert een menigte aan die is gewapend met zwaarden en stokken. Het is een gewapende menigte, want het gaat om een gevaarlijke ‘misdadiger’ Die Zich wel eens heftig zou kunnen verzetten met Zijn legertje discipelen. Ze komen van het godsdienstig centrum vandaan, vanwaar de goede woorden van God hadden moeten stromen en vanwaar Gods volk naar recht zou moeten worden bestuurd. Juist zij sturen erop aan dat de Naam die zij vertegenwoordigen van de aardbodem wordt weggevaagd. De tegenstellingen kunnen niet groter zijn!

Als het om zijn daad gaat, wordt de naam van Judas niet genoemd, maar wordt er gezegd “hij die Hem overleverde”. Daardoor wordt alle nadruk gelegd op zijn afschuwelijke daad. Deze verraderlijke daad wordt gekoppeld aan wat het bewijs van liefde is: een kus. Hij zal de Heer aanwijzen door Hem te kussen. Het betekent dat de Heer niet direct te onderscheiden is van Zijn discipelen. Het is ook donker. Ze moeten niet de verkeerde persoon arresteren.

Wat een tragische onkunde aangaande Hem door te opperen dat ze Hem “welverzekerd” weg moeten leiden. Heeft Judas niets geleerd van Zijn macht? Nee. Het ongeloof is niet te overtuigen door de macht van de Heer.

Als Judas bij Hem is aangekomen, gaat hij direct naar Hem toe. Hij valt Hem om de hals, begroet Hem met “Rabbi” en kust Hem “innig” of ‘vele malen’. Hij heeft de Heer Jezus nooit ‘Heer’ genoemd. Hij groet Hem met het bewijs van de innigste liefde, terwijl er alleen valsheid en geldzucht in zijn hart is. De ‘Judaskus’ zal spreekwoordelijk worden als de handeling van een verrader die verraad pleegt door misbruik te maken van intimiteit. De Heer wordt er niet door overvallen, maar Zijn ziel wordt wel tot in het diepst pijn gedaan (Ps 41:10).

Markus laat het aanspreken van Judas door de Heer onvermeld. Hij beschrijft direct dat de Heer gevangen wordt genomen. Hij verweert Zich niet, maar laat toe dat boze mensen Hem vastgrijpen.

Petrus die gedurende het ernstige gebed van zijn Meester sliep, ontwaakt om toe te slaan, terwijl zijn Meester Zich overgeeft als een lam om naar de slachtbank te worden gevoerd. Hij is het opnieuw niet eens met de weg die zijn Meester gaat en komt tot een verkeerde daad, met een voor hem onherstelbaar gevolg. Er kan geen goede strijd voor de Heer zijn als er geen gebed is geweest. Evenals hij eerder, uit liefde voor zijn Meester, een te groot woord in de mond nam over zichzelf, verricht hij nu, ook uit liefde voor zijn Meester, een overmoedige daad. Alsof zijn Meester zijn verdediging nodig had. Markus vermeldt ook niet de genezing van het oor dat Petrus heeft afgeslagen. Het wordt niet vermeld omdat het in dit evangelie niet om de macht van de Heer gaat, maar om Zijn onderwerping als Dienaar. Markus laat ook onvermeld dat de Heer Petrus op zijn daad aanspreekt.

De Heer spreekt de menigte aan. In volle waardigheid geeft Hij antwoord op de misdaad die men Hem aandoet. Hij spreekt hun geweten aan. Hij is in Gethsémané in Zijn geest in de tegenwoordigheid van God door alles heen gegaan en is daardoor in de tegenwoordigheid van mensen in volmaakte rust en vrede. Is Hij een rover dat ze zo gewapend op Hem zijn afgekomen om Hem gevangen te nemen? Wat heeft Hij ooit geroofd, Hij, Die alleen heeft gegeven aan en nooit heeft genomen van anderen?

Hij wijst erop dat Hij elke dag, “dagelijks”, bij hen was. Dit is een prachtige uitdrukking, die aangeeft dat Hij zo dicht bij hen was gekomen. En dat niet af en toe in een plotselinge verschijning, maar Hij was dagelijks onder hen, Hij was Een van hen. Zij hebben Hem in de tempel horen spreken. Altijd is Zijn onderwijs een weldaad geweest, nooit heeft Hij opruiende taal gebruikt. Hij heeft de woorden van God tot hen gesproken en Hij heeft dat met gezag gedaan.

Dat ze Hem toen niet hebben gegrepen, is omdat het nog niet de tijd van de vervulling van de Schriften was. Die tijd is nu gekomen en daarom krijgen ze nu wel de gelegenheid. Hij wenst in alles getuigenis te geven aan de Schriften. Als die Zijn dood aankondigen, moet Hij sterven. Als Mens op aarde neemt Hij ze als regel en motief voor alles wat Hij zegt en doet.

Copyright information for DutKingComments