Mark 14:60-62

Ondervraging door de hogepriester

De hogepriester staat op van zijn stoel. Hij staat “in [hun] midden”, hij maakt deel uit van de troep aanklagers en is geen onafhankelijke rechter. Elke eerlijkheid ontbreekt in dit schijnproces tegen de Zoon van God. De hogepriester neemt nu zelf de ondervraging op zich. Hij verbaast zich erover dat de Heer niets antwoordt op al die getuigen die aan het woord zijn geweest.

De Heer verdedigt Zich niet tegen valse beschuldigingen. Hij reageert niet op wat de hogepriester zegt. Hij is de Lijdende en tegelijk de Regerende. Hij bepaalt wat er gebeurt en wat Hij zegt. Dan zegt de hogepriester iets waarop Hij wel reageert. Dat betreft geen valse beschuldiging, maar een vraag naar Zijn Persoon, of Hij de Messias is, de Zoon van God. Welnu, de Messias ís de Zoon van God.

Veroordeling

Op de vraag van de hogepriester of Hij de Christus is, de Zoon van de Gezegende, geeft de Heer een bevestigend antwoord. Hij is het. Maar in Zijn antwoord gaat Hij ver uit boven de vraag van de hogepriester. Hij voegt er Zijn heerlijkheid als de Zoon des mensen aan toe. De vraag van de hogepriester heeft te maken met Psalm 2, het antwoord van de Heer met Psalm 8. Hij is de Zoon van God naar Psalm 2 (Ps 2:7) én Hij is de Zoon des mensen Die over het heelal zal regeren naar Psalm 8 (Ps 8:4-7). Hij is de Zoon van David en Hij is ook de Heer van David.

Nu is Hij nog als de Verworpene onder hen en kunnen ze met Hem doen wat zij willen. Er komt een tijd dat zij Hem als de Zoon des mensen zullen zien zitten aan Gods rechterhand en dat Hij terug zal komen met de wolken van de hemel. Dat wil zeggen dat Hij na Zijn verwerping een nieuwe positie zal innemen, zoals die in Psalm 110 (Ps 110:1) wordt vermeld, en vervolgens zal komen als de Zoon des mensen naar Daniël 7 (Dn 7:13-14).

De godsdienstige leiders weten maar al te goed dat Hij hiermee zegt dat Hij de Messias is. En dit getuigenis aangaande de waarheid van Zijn eigen Persoon wordt de grondslag van Zijn veroordeling. Wat Hij nu gezegd heeft, is voor de hogepriester het gezochte bewijs voor Zijn veroordeling. Hij scheurt zijn kleren, geheel tegen de wet (Lv 21:10), als bewijs van zijn verontwaardiging over die aanmatiging, terwijl zijn hart juicht. Alle getuigen kunnen gaan, want die zijn niet meer nodig.

De opperste verblinding van de mens en met name de godsdienstige mens blijkt uit het feit dat hij Hem, Die de Heer der heerlijkheid is, van lastering beschuldigt als Hij de waarheid spreekt en Hem daarvoor ter dood veroordeelt (1Ko 2:7-8). De Heer wordt niet veroordeeld op grond van een vals getuigenis van de mens. Zijn eigen belijdenis, Zijn trouw in het uitspreken van de waarheid voor de hele raad, is de oorzaak van Zijn veroordeling.

Zijn rechters en aanklagers vieren feest omdat ze erin zijn geslaagd een reden te vinden voor Zijn veroordeling. De Heer blijft geen bespotting en vernedering bespaard (vgl. Jb 30:10). Na het machtige getuigenis van Mk 14:62 is dit nú Zijn deel. Waar is het ooit vertoond dat tijdens een proces zowel rechters als aanklagers na een uitspraak de veroordeelde beginnen te bespuwen en te slaan (Mi 4:14b)?

De Heer laat alles aan Hem gebeuren zonder Zich één keer te verdedigen of slagen af te weren. Zijn tegenstanders vermaken zich met Hem. Ze willen dat Hij hen vermaakt door nog eens Zijn kwaliteiten als profeet te laten zien. Ze bedekken Zijn gezicht, slaan Hem en vragen dan dat Hij aanwijst wie Hem heeft geslagen. Het staat alles genoteerd in Gods boek (Ps 56:9). De mens zal van elk spottend woord en elke spottende handeling eens verantwoording moeten afleggen aan Hem Die zij nu zo mishandelen.

Copyright information for DutKingComments