Mark 16:15

De zendingsopdracht

De opdracht die de Heer geeft, is algemeen, zonder enige beperking. Het is niet meer het evangelie van het koninkrijk alleen voor Israël. Het bevel om heen te gaan houdt in dat we doelbewust een reis maken waarvoor we moeten opstaan uit ons persoonlijke comfort. De taak is het evangelie als een heraut te verkondigen, het te spreken, en het niet alleen als een ‘stille getuige’ door de manier van leven te laten zien.

Ze moeten het evangelie prediken, opdat mensen tot geloof komen. Zij die tot geloof komen, moeten worden gedoopt. Wie gelooft en gedoopt is, heeft geen deel meer aan het oordeel dat over de wereld komt. Dat betekent niet dat iemand die wel gelooft, maar niet gedoopt is, niet behouden is. Geloof en doop horen bij elkaar voor wat betreft de weg van geloof die een bekeerd iemand door de wereld gaat. Het heeft te maken met zijn verblijf op aarde. Dat blijkt ook wel uit het slot van het vers. Daar staat niet: Wie niet geloofd heeft en niet gedoopt is, zal veroordeeld worden. Het oordeel komt alleen over iemand als hij niet heeft geloofd. De doop is een uiterlijke zaak, een uiterlijke belijdenis, die laat zien wat er innerlijk met iemand is gebeurd. Geloof en doop horen bij elkaar (Rm 10:9-10).

De Heer verbindt aan de prediking bepaalde tekenen. Als deze tekenen er zijn, gebeuren ze niet door de predikers, maar door hen die geloven! Ook worden er geen voorwaarden aan verbonden, bijvoorbeeld een bijzondere geestesdoop. Er staat ook niet dat erom gebeden moet worden en ook niet dat het overal, door iedereen en in alle tijden zal gebeuren. Als dat wel zo zou zijn, zou dat betekenen dat er vandaag de dag niet veel gelovigen zijn, want verreweg de meeste gelovigen verrichten deze tekenen niet. Ook in Korinthe, waar meerdere van deze gaven waren, werden niet alle gaven door alle gelovigen uitgeoefend. Daar staat ook waartoe bijvoorbeeld de talen gegeven zijn en hoe ze moeten worden gebruikt.

Het eerste teken dat gebeurt door hen die geloven, is te zien in hun macht over boze geesten. Het tweede teken, de talen, betekent dat het aanbod van de genade de grenzen van Israël overschrijdt en zich tot de hele wereld richt. De bewijzen dat deze tekenen gebeurd zijn, vinden we in het boek Handelingen (Hd 2:4; Hd 8:7; Hd 9:34; Hd 28:1-6). Alleen van het drinken van iets dodelijks vinden we in Handelingen geen voorbeeld.

Opmerkelijk is wel dat deze tekenen in Handelingen alleen worden gedaan door de apostelen (Hd 5:12). We lezen nergens in Handelingen dat de gelovigen in Jeruzalem, Samaria, Filippi, Korinthe, Efeze, Thessalonika enzovoort gekenmerkt werden door de tekenen die Markus hier noemt. Waarom volgen hen die tekenen niet? Omdat deze tekenen niet aan alle gelovigen zijn gegeven om te doen.

Dat wil niet zeggen dat God deze wonderen niet meer doet of kan doen. Maar dat is wel iets anders dan ze van algemene geldigheid te verklaren, als iets wat, ook nu nog, alle gelovigen zouden moeten kunnen doen.

Copyright information for DutKingComments