Mark 4:16-17

Uitleg van de gelijkenis van de zaaier

De Heer maakt duidelijk dat zij alle gelijkenissen zullen begrijpen als ze de gelijkenis van de zaaier begrijpen. Deze gelijkenis legt namelijk de basis voor alle andere gelijkenissen.

Hij zegt niet dat Hij Zelf de zaaier is, maar legt de nadruk op wat de zaaier doet. Dit past bij het karakter van dit evangelie waarin Hij wordt voorgesteld als de ware Dienaar. Bij een dienaar gaat het erom wat hij doet, niet wie hij is. Het werk van de Dienaar is het zaaien van het Woord, dat zijn de woorden van God. Alleen het Woord geeft vrucht. Vrucht wordt niet verkregen door beschaving, scholing, opvoeding of voorbeelden, hoe nuttig deze dingen ook zijn. De zaaier zaait alleen het Woord en niets anders. De uitwerking van het gezaaide Woord ligt niet aan het Woord, maar aan de bodemgesteldheid. De bodem waarin het zaad valt, stelt de geestelijke toestand voor van de mens die het Woord hoort.

Markus spreekt over het zaad als “het Woord”. Mattheüs spreekt over het zaad als “het Woord van het koninkrijk” (Mt 13:19), wat de inhoud van het Woord aangeeft. Lukas spreekt over het zaad als “het Woord van God” (Lk 8:11), wat de bron, de oorsprong van het Woord aangeeft.

De mensen die bij de weg zijn, zijn de mensen die een verhard hart hebben. Als zij het Woord horen, doet het niets bij hen. Ze staan zo onder invloed van de satan, dat deze het gezaaide Woord terstond wegneemt. In deze groep zien we de schriftgeleerden. Bij hen is de bodem zo hard, dat niets van het zaad kan opschieten. Demonische machten nemen het weg. Maar de toepassing is ook voor ons. Wij kunnen bijvoorbeeld zeggen: ‘Ik begrijp er niets van’ en vervolgens gaan we over tot de orde van de dag, zonder ook maar enige moeite te doen om te begrijpen wat we hebben gelezen. De satan wil graag dat wij zo reageren.

De volgende groep mensen bestaat uit hen die het Woord “terstond met vreugde aannemen”. Vreugde is echter nooit het eerste resultaat van het gezaaide Woord. Het eerste wat het Woord doet, is de mens aan zichzelf ontdekken, waardoor hij ziet dat hij een verloren zondaar is die de hel verdient. Als God iemand aanspreekt, doet Hij dat in het geweten, waardoor een besef van zonde en schuld wakker wordt (Hd 2:37). Als mensen het Woord direct met vreugde aannemen, is er geen wortel. Mensen kunnen emotioneel worden van wat ze zien of horen, zonder dat het geweten bereikt wordt (Lk 23:27-28). Zodra er druk op hen wordt gezet ter wille van hun belijdenis, zullen ze door de mand vallen. God gebruikt verdrukking of vervolging om de echtheid van het geloof te toetsen.

In deze tweede groep en ook in de volgende groep kunnen we de verwanten van de Heer zien. Zij zijn geen vijanden van Hem en het Woord. Er is een bodem waarin het zaad valt en opschiet. Toch is er geen vrucht. Dat gebeurt als het Woord alleen door het gevoel wordt aangenomen. Ze worden blij en krijgen een warm gevoel, maar het geweten blijft onaangedaan. Als ze weg zijn uit de sfeer van het Woord, zijn ze alles weer vergeten. Het gezaaide Woord heeft het hart niet overtuigd van zonde en van oordeel. Dat zou tot berouw brengen. De toepassing op ons is dat het gevaar bestaat dat allesbehalve ons geweten wordt aangesproken, waardoor wij niet worden gebracht tot een leven van toewijding aan Christus.

De derde categorie mensen die het Woord hoort, wordt vergeleken met hen die tussen de dorens zijn gezaaid. Die mensen leven in omstandigheden die zoveel invloed op hen uitoefenen, dat het gehoorde Woord erdoor wordt overwoekerd. De omstandigheden waarin zij leven, kunnen bestaan uit zorgen, rijkdom en begeerten.

Armoede en rijkdom zijn twee uitersten. Allebei hebben ze het grote gevaar dat ze ons zo in beslag nemen, dat we het Woord vergeten (Sp 30:8-9). Wie arm is, moet op zijn hoede zijn dat de zorgen hem niet zodanig in beslag nemen, dat het Woord zijn werk niet kan doen. Wie rijk is, moet op zijn hoede zijn dat hij niet wordt meegesleept door het bedrieglijke van de rijkdom waardoor hij losraakt van God en het Woord hem niets doet.

Voor alle mensen geldt dat begeerten naar allerlei andere dingen binnen kunnen komen, dat wil zeggen in het hart kunnen komen. De dingen die we hebben, zijn een gevaar, en de dingen die we niet hebben, zijn dat ook als we die willen hebben. Wat het oog ziet, wekt de begeerte het te willen hebben. Als iemand alleen maar daaraan kan denken, sluit hij zich af voor de werking van het Woord en het wordt onvruchtbaar. Ook dit heeft zijn toepassing op de gelovigen.

Zelfs in de goede aarde is er verschil in resultaat. Wat noodlottig is voor de ongelovige, kan bij de gelovige de vrucht ernstig schaden. Vrucht kunnen we als volgt omschrijven: de ontvangen zegen wordt teruggegeven aan God – wat we doen door Hem te aanbidden voor die zegen die Hij heeft gegeven – en het leven wordt geleefd in Zijn tegenwoordigheid en tot Zijn eer. Op deze wijze ontvangt God vrucht uit het leven van de Zijnen.

Zoals gezegd, zien we in het evangelie naar Mattheüs de omgekeerde volgorde omdat het daar gaat om wat de mens doet met wat aan hem is toevertrouwd en dan zien we dat daarin verval optreedt. Hier gaat het om de dienst en daarin zien we toename, omdat de dienst van de Heer erop gericht is dat we meer vrucht voortbrengen.

Copyright information for DutKingComments