‏ Mark 4:3

Inleiding

In het vorige hoofdstuk is het getuigenis van de Heilige Geest verworpen, evenals de Zoon des mensen persoonlijk. Als gevolg daarvan erkent de Heer de oude betrekkingen niet meer. In plaats daarvan vormt Hij nieuwe betrekkingen (Mk 3:35). Daarop volgt in dit hoofdstuk een beschrijving van Zijn dienstwerk.

1. In de vorm van gelijkenissen worden het verloop en de resultaten van Zijn dienstwerk getoond (Mk 4:1-20).

2. Ook zien we dat de verantwoordelijkheid van de discipelen met het oog op hun aandeel in dit werk aan de orde komt (Mk 4:21-25).

3. Tevens zien we de rust van hen die, terwijl zij werken, op God vertrouwen (Mk 4:26-29).

4. Ten slotte zien we aan het eind van dit hoofdstuk de omstandigheden waarin de discipelen verkeren tijdens hun dienstwerk (Mk 4:35-41). De storm waarin ze terechtkomen, wijst op de stormen die zullen komen om het geloof te beproeven, terwijl de Heer schijnbaar geen aandacht aan hen schenkt.

Gelijkenis van de zaaier

Dit hoofdstuk laat opnieuw zien hoe de Heer doorgaat met Zijn gewone werk van het geven van onderwijs. Velen worden daardoor aangetrokken. Omdat Hij bij de zee is en het gevaar groot is dat de menigte Hem erin drijft, neemt Hij plaats in een schip. Terwijl Hij daarin neerzit, spreekt Hij de menigte toe die op het land staat. Door plaats te nemen in een schip zondert Hij Zich af van het volk dat Hem, zoals we in het vorige gedeelte hebben gezien, in zijn godsdienstige leiders heeft verworpen, waar ze Zijn werk aan de duivel toeschrijven (Mk 3:22).

Hij begint wel weer met Zijn gewone werk, het onderwijzen, maar Hij geeft dit onderwijs in een andere vorm. In verband met de ontwikkeling die zojuist heeft plaatsgevonden in Zijn verhouding tot de Joden, gaat Hij gebruikmaken van gelijkenissen. De reden daarvoor legt Hij uit in de Mk 4:10-12.

Met de oproep “hoort!” (Mk 4:3) doet Hij een dringend beroep op de hele menigte om goed te luisteren naar wat Hij gaat zeggen. Hoewel Hij tot de menigte spreekt, gaat het toch om de toestand van iedere persoon afzonderlijk. Iedere persoon afzonderlijk is een soort grond waarin het zaad terechtkomt. Hij stelt hun een zaaier voor die uitgaat om te zaaien. Die zaaier is Hij Zelf. Hij gaat uit, Hij is uitgegaan van de Vader (Jh 13:3). Dat Hij Zich nu als de Zaaier voorstelt, houdt in dat het er niet langer om gaat dat Hij vrucht zoekt in Zijn wijngaard Israël – en daarvoor was Hij gekomen –, maar dat Hij door te zaaien die vrucht nu Zelf gaat voortbrengen.

Het zaad dat wordt gezaaid, komt op verschillende soorten grond terecht. De eerste soort is de verharde weg. Het zaad dat daar terechtkomt, wordt een prooi van vogels, want de grond is zo hard, dat het geen wortel kan schieten. De tweede soort waar een deel van het zaad terechtkomt, is rotsachtige bodem. Daar is wel een beetje aarde, waardoor het lijkt alsof dit zaad wel iets oplevert. Maar door de rotsachtige bodem heeft het zaad geen diepe wortels kunnen krijgen. Als dan ook de zon opkomt, verschroeit het. Weer een ander deel komt tussen de dorens terecht. Daar is wel aarde en kan het wortel schieten, maar het kan niet groeien vanwege de dorens die het verstikken, zodat er ook van dit zaad geen vrucht komt.

De vierde soort grond is de goede aarde. De zaden die daarin vallen, schieten op, groeien en geven vrucht. De vrucht wordt voorgesteld in verschillende mate. Er is zaad dat dertigvoudig vrucht draagt, er is zaad dat zestigvoudig vrucht draagt en er is zaad dat honderdvoudig vrucht draagt.

In Mattheüs 13 (Mt 13:23) is de volgorde andersom. Daar gaat het om de geschiedenis van het koninkrijk der hemelen zoals dat is toevertrouwd aan de verantwoordelijkheid van de mens. Alles wat is toevertrouwd aan de verantwoordelijkheid van de mens, begint goed, maar dan doet het verval zijn intrede en begint er een proces van verzwakking. Zo begint de gemeente op de Pinksterdag en de eerste dagen daarna goed, maar steeds meer wereldse invloeden zorgen ervoor dat die eerste kracht en frisheid gaandeweg afnemen.

Hier in het evangelie naar Markus gaat het om het werk van de volmaakte Dienaar. Dan neemt het resultaat steeds verder toe tot de volkomen maat.

Wat de Heer in het begin tegen de menigte zegt (“hoort”), zegt Hij aan het einde van de gelijkenis tot de enkeling die begerig is naar Goddelijk onderwijs. We moeten eerst horen om vrucht te kunnen voortbrengen.

Copyright information for DutKingComments