Mark 4:39

Storm op zee

Zoals aan het begin van dit hoofdstuk is opgemerkt, geeft Markus ons in dit hoofdstuk een overzicht van de dienst van de Heer en van onze dienst. Hij is de ware Dienaar en maakt ons er klaar voor om als dienaren in Zijn voetstappen te volgen. Hij heeft in de gelijkenis van de zaaier de resultaten van de dienst laten zien. De vrucht is verhoudingsgewijs gering. Wat vrucht brengt, moet meer vrucht worden en vervolgens moet de vrucht licht worden. Wat Hij in het verborgene heeft onderwezen, moet in het openbaar worden doorgegeven aan anderen. Dan vertelt Hij ook in twee gelijkenissen de beide zijden van de dienst die belangrijk zijn voor de tegenwoordige bedeling. Het gaat om de innerlijke en de uiterlijke kant van de groei. God bewerkt de groei, maar uiterlijk wordt het een boom.

In de laatste gebeurtenis van dit hoofdstuk, de storm op zee, zien we ook dat de Heer slaapt, zoals in de eerste gelijkenis (Mk 4:27). Hij slaapt aan boord van het schip in de storm. In de storm zien we de uiterlijke omstandigheden die zich richten tegen ‘Degene Die dient’ en Zijn dienaren.

De Heer is de hele dag bezig geweest, tot de avond toe (vgl. Ps 104:23). Als de avond is gevallen, geeft Hij Zijn discipelen het bevel naar de overkant te varen. Hij zegt: “Laten wij oversteken.” Hij gaat mee. Hij is bij hen, hoewel Hij slaapt. Zo lijkt het wel eens als wij Hem dienen. We weten dat Hij bij ons is, maar soms lijkt het, alsof Hij slaapt. Zolang er geen stormen zijn, merken we het niet, maar als er stormen komen, wordt openbaar wie wij zijn en zien we Wie Hij is.

Als Hij aan boord gaat, laat Hij de menigte achter. De discipelen nemen Hem, “zoals Hij was”, mee in het schip. Deze toevoeging, die alleen Markus ons geeft, laat ons zien hoe belangrijk het is om de Heer in ons leven toe te laten ‘zoals Hij is’ en ons geen andere voorstelling van Hem te maken. Het past ons niet tegen Hem te zeggen hoe Hij moet zijn en dat we Hem pas in ons leven toelaten als Hij aan onze ideeën over Hem beantwoordt.

We moeten ons afvragen hoe wij Hem meenemen in ons individuele en ook in ons gemeentelijke levensschip. Paulus spreekt in 2 Korinthiërs 11 over het gevaar dat we zonder probleem iemand verdragen die een andere Jezus predikt dan hij gepredikt heeft (2Ko 11:4). Als we dat doen, nemen we Hem niet mee zoals Hij is. Om te weten of we de Heer Jezus meenemen “zoals Hij was”, zullen we de Bijbel moeten openen. Als we, wat we daarin over Hem lezen, in ons hart bewaren, zal dat tot gevolg hebben dat we ons leven naar Zijn wil inrichten. Dan zal Hij in alles de eerste plaats innemen en door ons met liefde en dankbaarheid worden gevolgd en gediend.

Naast het schip waar Hij aan boord is, zijn er ook nog andere schepen bij Hem. Het doet denken aan die gelovigen die allerlei krachten doen in Zijn Naam. Zij zijn niet bij de discipelen (Mk 9:38-39), maar de Heer gebruikt hen wel omdat zij in Zijn Naam handelen. Al die andere schepen zijn ook op zee en in de storm, maar ze zijn wel bij Hem. Hoewel Hij niet bij hen aan boord is, delen ze ook in de zegen van het stillen van de storm.

De discipelen in de storm zijn een beeld van dienaren die in beproevingen terechtkomen. Deze gebeurtenis is ook een beeld van de geschiedenis van de trouwe dienaren door de eeuwen heen. Na in de voorgaande gelijkenissen de ontwikkeling van het gezaaide Woord te hebben laten zien, toont de Heilige Geest nu nog hoe het met de discipelen zal gaan in de tijd dat het Woord wordt gezaaid. Ze zullen in grote moeilijkheden komen. De vijand zal een storm tegen hen verwekken.

De storm waarin de discipelen terechtkomen, is geen gewone storm. Ze waren wel wat gewend. Zeker de vissers onder hen waren vertrouwd met het water. Maar hier verliezen ook de meest ervaren zeelieden alle vertrouwen in eigen stuurmanskunst en, wat erger is, ook het geloof in hun slapende Meester.

De Heer slaapt in volmaakte rust, terwijl alles om Hem heen in rep en roer is. Hij is volkomen tegenovergesteld aan de man in het volgende hoofdstuk. Die is op een plaats van absolute rust, de graven, maar nergens is het zo onrustig als in zijn hart (Mk 5:1-7).

We hebben hier de enige verwijzing in de evangeliën naar de slaap van de Heer. Hij slaapt de slaap van volkomen vertrouwen op Zijn God (Ps 4:8). Van Zijn rust hadden ze kunnen leren ook rustig te zijn. Dat zien we echter niet. We zien dat ze Hem wakker maken en Hem vervolgens het verwijt maken dat Hij Zich er niet om bekommert dat zij vergaan.

De storm is een grote beproeving. Nog groter is de beproeving dat de Meester schijnbaar geen aandacht aan de storm schenkt. Als het geloof werkzaam was geweest, zou het steun hebben gevonden in de gedachte dat Hij bij hen aan boord is. Hij deelt in het lot van de Zijnen, of liever zij delen in Zijn lot. Als we ons bewust zijn dat de gevaren niet zozeer ons en ons werk als wel Hem en Zijn werk bedreigen, is er in werkelijkheid geen gevaar.

De discipelen zien echter zozeer op de macht van de storm, dat ze bang zijn dat ze zullen vergaan. Daarom wekken ze de Meester onder het verwijt dat Hij onverschillig is over hun lot. Maar laten we bedenken dat de Zoon van God in de wereld is gekomen om het verlossingswerk te volbrengen en de raadsbesluiten van God uit te voeren. Zou het dan mogelijk zijn dat Hij en heel Zijn werk onverwachts in de zee vergaan door een in de ogen van mensen toevallige storm?

In Zijn genade komt Hij hun ongeloof te hulp. Hij wordt wakker en bestraft de wind en de zee. Eén woord van Hem bewijst dat Hij de Heer van de schepping is. Dat Hij de wind en de zee bestraft, wijst erop dat de ontketening van deze elementen veroorzaakt is door de satan.

Terwijl de mens niet luistert, gehoorzamen de krachten van de natuur terstond (Ps 93:4). De Heer heeft gezag over de wind, want Hij wandelt op de vleugels van de wind (Ps 104:3). Hij heeft ook gezag over de zee, want Hij heeft haar gemaakt (Ps 95:5). Hij heeft geen staf als Mozes of een mantel als Elia nodig om de zee te slaan (Ex 14:21; 2Kn 2:8).

Na het woord tot de elementen te hebben gericht richt Hij het woord tot Zijn discipelen. Hij verwijt hun niet dat zij Hem hebben geroepen, maar Hij berispt hun ongeloof. Ze hadden op Hem en op Zijn Goddelijke macht moeten vertrouwen en niet moeten denken dat Hij door de golven verzwolgen zou worden. Ze hadden zich hun eigen verbinding met Hem moeten herinneren, die ze door genade met Hem gekregen hadden. Welk een rust bezat Hij! De storm verwart Hem niet. Zijn Goddelijke rust die geen wantrouwen kent, liet Hem toe te slapen te midden van de storm. Wij zijn in dezelfde boot met Hem, wat geweldig! Als de Zoon van God niet zinkt, zinken wij ook niet.

Als de Heer Zijn macht heeft geopenbaard, ontstaat er vrees onder de discipelen. De Dienaar is de Heer van de natuurelementen. Ze vragen zich af Wie Hij toch wel is. Het geheimenis van Zijn Persoon, God en Mens, is niet te doorgronden. Hij Die even daarvoor nog als Mens sliep omdat Hij moe was, openbaart Zich een moment later als de almachtige God.

Copyright information for DutKingComments