Mark 6:39-40

Spijziging van de vijfduizend

De Heer gebiedt – Hij is de Heer! – de discipelen dat zij de menigte in afdelingen moeten verdelen. Er moet een zekere orde worden aangebracht. Die afdelingen of groepen moeten gaan zitten op het groene gras. Dat spreekt van rust, frisheid en overvloed. Het doet denken aan Psalm 23 waar de herder de schapen in grazige weiden doet neerliggen (Ps 23:2).

De grootte van deze groepen is wel eens als een aanwijzing opgevat voor de grootte van een plaatselijke gemeente. Als een gemeente op een bepaalde plaats groter wordt dan honderd personen, wordt het moeilijk om met allen een zeker contact te hebben. Het gevaar is dan groot dat er geen gelijke zorg voor allen is en dat sommigen over het hoofd worden gezien.

Als de Heer het brood en de vissen heeft genomen, kijkt Hij op naar de hemel. Al Zijn handelingen staan in verbinding met de hemel, de woonplaats van Zijn Vader. Dat bepaalt Zijn woorden en Zijn wonderen. Hier brengt Hij het weinige in verbinding met de volheid van de hemel. Dan zegent Hij, dat wil zeggen dat Hij een dankzegging tot God uitspreekt. Hij zegent niet de broden. Hij breekt de broden en de vissen die in Zijn zegenende handen worden vermenigvuldigd tot een hoeveelheid die voor allen voldoende is.

Hij gebruikt de discipelen als tussenpersonen. Zo keert Hij hun kwaad – het voorstel om de menigte weg te sturen – ten goede. Het is Zijn bedoeling hun te tonen dat Zijn liefde er behagen in schept door menselijke kanalen te werken. Alleen wat van Hem spreekt en wat van Hem komt, kan tot voedsel worden. Als we voortdurend afhankelijk zijn van Hem, kunnen we tot zegen zijn voor anderen. Dan weten we dat Hij het weinige wat we hebben, kan gebruiken om anderen mee te dienen.

De menigte heeft niet slechts iets, een beetje, te eten, maar voldoende. Ze kunnen eten tot verzadiging toe. Er blijven zelfs nog twaalf korven vol brokken over. Door dit wonder levert Hij weer een bewijs dat Hij de Messias is (Ps 132:15).

Overvloed leidt bij de Heer nooit tot verkwisting. Er wordt niets verspild van wat Hij tot zegen heeft gegeven. De menigte mag genoeg hebben, maar Hij heeft ook een zegen voor anderen die niets hebben. De overvloed dient voor het gebrek van anderen (vgl. 2Ko 8:14). Het is niet toevallig dat er twaalf korven vol overblijven. Het getal twaalf heeft een symbolische betekenis. Het wijst op de zegen die de Heer heeft voor het hele volk van God aan het einde van de tijd.

Van die enkele broden en die paar visjes heeft een menigte van alleen al vijfduizend mannen gegeten. Het wonder is onmiskenbaar. Hij is Emmanuel, God met ons (Mt 1:23), God Die Zijn volk bezoekt tot zegen. Hij brengt het huis van Zijn Vader, waar brood in overvloed is (Lk 15:17), bij de behoeftige mens.

Copyright information for DutKingComments