Mark 7:21-23

Onderwijs over verontreiniging

De Heer wil de menigte waarschuwen voor het verdorven onderwijs van de farizeeën en schriftgeleerden. Hij roept hen weer bij Zich. Met volmacht zegt Hij: “Hoort allen naar Mij.” Als Hij spreekt, moet de mens luisteren. Wijs is degene die aandachtig luistert en de bedoeling wil verstaan van wat Hij zegt. Dit onderwijs is buitengewoon belangrijk. Het gaat om het verschil tussen het Woord van God en leringen van mensen. Dit verschil moet met alle kracht helder naar voren worden gebracht, als een duidelijke waarschuwing tegen de valkuil van de overlevering.

Alles wat een mens eet, komt van God en kan hem niet verontreinigen. De mens mag dat genieten – met uitzondering van het bloed en het verstikte (Hd 15:20; 29). De mens zonder God maakt er op een verkeerde manier gebruik van. Hij denkt niet aan God en dankt Hem dan ook niet voor dat eten (vgl. 1Tm 4:3). Bij het eten denkt hij alleen aan zijn eigen behoeften. Dit egoïsme en het begeren is wat uit de mens voortkomt en dat verontreinigt hem.

De Heer besluit Zijn rede met een oproep aan ieder van Zijn toehoorders persoonlijk om Zijn woorden ter harte te nemen.

Nadat Hij de menigte heeft onderwezen, komt Hij in huis. Het huis stelt de vertrouwde sfeer van Zijn omgang met Zijn discipelen voor. Daar geeft Hij hun nader onderwijs. De discipelen vragen Hem naar wat zij als gelijkenis hebben opgevat. Omdat Hij in duidelijke woorden heeft gesproken, zonder beelden te gebruiken, maakt Hij hun een verwijt over hun onverstand. Ze zouden toch moeten begrijpen dat de mens niet verontreinigd kan worden als hij eet wat God heeft gegeven. Het komt van buiten hem tot hem.

De spijzen zijn voor de buik en de buik is voor de spijzen (1Ko 6:13). Zo heeft God het bij de schepping van de mens ingesteld. Hij heeft ook in het lichaam de spijsvertering geregeld, waarbij al het overtollige het lichaam weer kan verlaten in het toilet. Met deze uitspraak verklaart de Heer Jezus in algemene zin alle spijzen rein. Het gaat Hem erom duidelijk te maken dat het kwaad niet in het voedsel zit, maar in de mens.

Dit is een hard woord, zowel voor de mens die vindt dat hij alles met goede bedoelingen doet als voor de huichelaar die aan niets anders kan denken dan aan uiterlijke reinheid. De oorzaak zit in het arglistige hart van de mens. Hij kent zijn eigen hart niet, maar de Heer kent het volkomen (Jr 17:9-10). Hier spreekt de Kenner van het hart.

Hij weet dat alle kwaad begint met “kwade overleggingen”. Dat maakt de mens ten volle verantwoordelijk voor alle volgende daden, waarvan de Heer als eerste “hoererijen” noemt. Al deze slechte dingen berokkenen enorme schade aan anderen en ook aan de mens zelf die ze doet. Bovenal zijn ze zonden tegenover God Die wil dat de mens Hem dient met heel zijn hart. Maar in het slechte hart van de mens blijkt niets voor Hem te zijn. De dingen die de Heer noemt, bevatten zowel gezindheid als daden, want die slechte daden vinden hun oorsprong in het hart.

Hij noemt al de dingen die Hij heeft genoemd “boze dingen”. Er is in deze dingen niets goeds, niets wat met God in verbinding staat, niets wat uit Hem voortkomt. Door deze slechte dingen wordt de mens onrein. Dit betekent dat een mens zonder God onrein is en dat de gelovige die een van deze slechte dingen doet, daardoor onrein wordt. Alleen belijdenis ervan maakt de mens rein, want hij mag weten dat het bloed van Christus reinigt van alle zonde (1Jh 1:7).

Copyright information for DutKingComments