Mark 8:24-25

Een blinde genezen

De Heer komt met Zijn discipelen in Bethsaïda. Daar zijn weer mensen die zorg voor anderen hebben en iemand bij Hem brengen (vgl. Mk 7:32). Ze smeken Hem de blinde aan te raken, want ze weten dat Zijn aanraking genezing betekent. Er is geloof in de goedheid en kracht van de Heiland. In de wijze waarop Hij de blinde geneest, is onderwijs voor de discipelen die ook iets mankeerden aan hun ogen (Mk 8:18).

Zoals Hij eerder met de dove heeft gedaan (Mk 7:33), neemt Hij ook de blinde mee buiten de menigte. Hij is niet uit op de bewondering van mensen. Hij wil Zijn dienstwerk in stilte verrichten, zonder de aandacht op Zichzelf te vestigen. Dat is echte dienst. Eén woord zou genoeg zijn geweest, maar Hij, de Zoon van God, is Dienaar en laat Zich volledig in met de zaak als Iemand Die er ten nauwste bij betrokken is.

Zijn innerlijke kracht die we zien in het symbool van het speeksel, doet Hij op de ogen van de blinde. Daarna legt Hij hem Zijn handen op. Vervolgens informeert Hij, terwijl Hij volmaakt de toestand van de blinde kent, of hij iets ziet. Het antwoord van de man lijkt erop te wijzen dat de genezing slechts ten dele is gelukt. Maar er is hier geen sprake van een half gelukt en half mislukt wonder van de Heer. Hier is het een wonder dat Hij in fasen verricht. In Johannes 9 volgt de genezing zonder fasen (Jh 9:7). Hij werkt volgens Zijn plan, om ook ons iets te leren.

Hier leren we dat in de geestelijke ontwikkeling van iemand die tot geloof komt, mensen aanvankelijk nog een grote plaats kunnen innemen. Zo is het ook bij de discipelen: de mens, met name de farizeeër en zijn vrome uiterlijk, neemt nog een te grote plaats in. Wettische mensen maken op sommigen grote indruk. Als wij geen duidelijk zicht hebben op de Heer, maken wettische mensen grote indruk op ons. We buigen ons neer voor hun gezag. Ook van het aanzien en eerbetoon van de wereld kunnen we onder de indruk komen. In al zulke gevallen is een tweede aanraking nodig, voordat we alle dingen duidelijk zien.

Ook hier wordt de liefde van de Heer niet moe van hun ongelovige traagheid van inzicht. Hij handelt naar de macht van Zijn eigen voornemen en maakt dat we duidelijk zien. Alles waarvan we onder de indruk zijn, maakt dat we niet scherp kunnen zien. Dat komt omdat Hij, het ene brood, niet genoeg voor ons is. Voor iemand die nooit heeft kunnen zien, zijn twee dingen nodig. Het ene is het vermogen om te zien en het andere de bekwaamheid om het verkregen gezichtsvermogen te gebruiken.

In deze blinde zien we de toestand van de discipelen. Voordat de Heer, om zo te zeggen, voor de tweede keer Zijn handen op hen legt, zien zij door Joodse gewoonten nog niet alles scherp. Ze zijn beperkt in het zien van Zijn heerlijkheid. Het voor de tweede keer opleggen van Zijn handen zien we in de uitstorting van de Heilige Geest. Als de Heilige Geest gekomen is, zien de discipelen alles scherp. De handen van de Heer voleindigen altijd het werk dat Hij is begonnen (Fp 1:6).

Hij zendt de genezen blinde weg met een opdracht. Hij moet naar zijn huis, maar niet naar het dorp. Zijn familie mag weten wat Hij aan hem heeft gedaan, maar er moet geen spektakel van worden gemaakt voor de ruime omgeving. Zo heeft Hij een opdracht voor ieder die door Hem van zijn zonden is bevrijd.

Copyright information for DutKingComments