Mark 9:18

De onmacht van de discipelen

De Heer en Zijn drie discipelen komen onder aan de berg weer direct in contact met de macht van de satan, die zich openbaart in de werkelijkheid van de aardse omstandigheden. Onder aan de berg gekomen zien ze de daar achtergebleven discipelen omringd door een grote menigte. Er zijn ook schriftgeleerden aanwezig die met de discipelen een twistgesprek aan het voeren zijn.

Als de hele menigte Hem ziet, maakt Zijn verschijning indruk op hen. Mogelijk is de glans van de heerlijkheid op de berg nog aan Hem te zien. Zij keren zich van het redetwistende gezelschap af en lopen op Hem toe en groeten Hem. Ze voelen aan dat Hij Heer van de situatie is.

De Heer vraagt naar de inhoud van de redetwist. Het antwoord komt uit de menigte, van iemand die zijn zoon bij Hem heeft gebracht omdat deze een stomme geest heeft. In zijn nood is de man naar Hem gekomen, opdat Hij hem zou genezen (Ml 4:5-6). Deze man en zijn zoon zijn het duidelijke bewijs hoezeer de komst van Elia nodig is om een verstoorde vader-zoon verhouding te herstellen, opdat die gaat lijken op de verhouding van de Zoon tot Zijn Vader, zoals die in het voorgaande tafereel op de berg zichtbaar is geworden. Tussen die Vader en die Zoon is volkomen gemeenschap en hier ontbreekt die even volkomen.

De verhouding tussen vader en zoon is een van de mooiste aardse verhoudingen. Alle verhoudingen in de aardse betrekkingen zijn verscheurd door de macht van de satan. Alleen de Heer Jezus kan die herstellen. Daarvoor wil Hij mensen als Elia gebruiken, dienaren die Gods Woord in kracht kunnen spreken.

De vader beschrijft de Heer de ernst van de situatie waarin de jongen verkeert. Nu was hij bij Zijn discipelen gekomen en had hun gezegd dat zij de stomme geest moesten uitdrijven. In Mk 9:17 heeft de man nog gezegd dat hij zijn zoon bij de Heer heeft gebracht en nu zegt hij dat hij de discipelen heeft gezegd de geest uit te drijven. Voor de man waren de discipelen als volgelingen en leerlingen van Hem tot hetzelfde in staat als Hij. Ze waren er echter niet toe in staat, terwijl Hij hun toch eerder die macht had gegeven (Mk 6:7) en zij al vele demonen hadden uitgedreven. Hier kunnen ze het niet, want het ontbreekt hun aan geloof. Als er geen geloofsvertrouwen is, is er geen kracht.

De Heer neemt het hun kwalijk dat zij de jongen niet hebben genezen. Hij noemt hen zelfs een “ongelovig geslacht” omdat zij in dit geval dezelfde kenmerken vertonen als het hele geslacht van Israël. Vervolgens stelt Hij twee vragen waarop Hij geen antwoord verwacht. Het zijn als het ware verzuchtingen van Zijn hart met betrekking tot hun ongeloof. Wij weten het antwoord op beide vragen: Hij is bij hen gebleven tot Zijn hemelvaart en Hij heeft hen verdragen tot het jaar 70, het jaar waarin de Romeinen Jeruzalem en de tempel hebben verwoest.

Hij laat de smekende vader niet zonder antwoord op zijn smeking. Hij gebiedt hem zijn zoon bij Hem te brengen. Dat is altijd de grote troost voor ieder die met een nood rondloopt. De Heer zegt: “Brengt hem bij Mij.” Dat mogen wij doen in het gebed.

Zijn opdracht om de jongen bij Hem te brengen, wordt uitgevoerd. De demon weet, als hij Hem ziet, dat hij direct zal worden uitgedreven. Daarom doet de boze geest zijn uiterste best de jongen nog zoveel mogelijk te beschadigen, voordat hij hem zal moeten verlaten.

Copyright information for DutKingComments