Mark 9:43-47

Verleiding tot zonde

In dit gedeelte spreekt de Heer over het tegenovergestelde van waarover Hij het zojuist heeft gehad. We zijn voor onze broeders en zusters een verkwikking of een struikelblok. Denk aan de jonge mensen in een gemeente die kijken naar het gedrag van de ouderen. Als zij daarop afknappen, is dat een ernstige zaak. In plaats van op een klein kind te willen lijken (Mk 9:36-37) en op die manier de Heer Jezus groot te maken, zijn er mensen die deze kleinen in de verleiding willen brengen hun kleinheid te vergeten en zichzelf te zoeken. Iemand die discipelen van de Heer ertoe wil brengen groot van zichzelf te denken, waardoor Hem oneer wordt aangedaan, wacht een vreselijk oordeel.

In deze verzen werkt Hij dit voor Zijn discipelen uit. Hij geeft een indrukwekkende beschrijving van het eeuwig verderf. Geen enkele evangelist doet dat op zo’n aangrijpende manier als Markus.

De waarschuwing voor mensen die anderen ten val willen brengen in hun geloofsleven, gaat door het gebruik van het woord “uw” nu in de richting van de discipel. Iedere discipel moet er bij zichzelf op toezien dat hij niet ten val komt. Ik moet erop bedacht zijn dat mijn hand mij een aanleiding tot een val kan zijn. Door iets te doen wat niet gebeurt in opdracht van de Heer, is de val een feit.

Alles wat niet gebeurt in afhankelijkheid van Hem, is zonde. Daarom moet de neiging tot een bepaalde verkeerde daad direct worden veroordeeld, wat het ook kost. Ik kan beter het begeerde niet doen en denken dat ik daardoor iets op aarde mis, maar het leven inga, dan iets te doen waardoor ik tot in eeuwigheid met wroeging in het onuitblusbare vuur zal zijn.

Het Griekse woord voor hel, gehenna, komt twaalf keer voor in het Nieuwe Testament. Letterlijk vertaald is het ‘het dal Hinnom’. Dit dal was oorspronkelijk gewijd aan de afgodendienst van Moloch (2Kn 16:3; 2Kr 28:3), waarbij kinderen werden geofferd. Na de ballingschap hadden de Joden zo’n afschuw van deze plaats, dat ze er een vuilstortplaats voor al het afval van Jeruzalem van maakten. Op deze plaats, net buiten de stad, brandde het vuur voortdurend en deden maden hun onophoudelijke werk. Die plaats stond bekend als Gehenna.

Dit woord wordt op de lippen van de Heer het vreselijke en tegelijk gepaste beeld voor de verblijfplaats van de verlorenen. De hel zal daadwerkelijk de grote afvalberg van de eeuwigheid zijn, waar alles wat onverbeterlijk slecht is, van het goede zal zijn afgezonderd en voor altijd onder het oordeel van God zal liggen. Dit verschrikkelijke feit komt uit de mond van Hem Die zondige mensen liefheeft en over hen huilt.

Het gaat in dit gedeelte niet over de mogelijkheid dat een gelovige nog verloren kan gaan. Een gelovige kan onmogelijk verloren gaan (Jh 10:28-29). Het gaat hier over hen die een christelijke belijdenis hebben en de verantwoordelijkheid die een dergelijke belijdenis met zich meebrengt. De echte christen, de gelovige, zal liever zijn hand afhakken dan iets doen wat zonde is. De valse christen, de ongelovige, wordt verleid tot het verrichten van daden die hem in het eeuwige vuur doen belanden. De Heer spreekt het hele gezelschap van belijders van Zijn Naam aan. De waarschuwing komt tot allen. Paulus heeft deze waarschuwing serieus genomen en op zichzelf toegepast (1Ko 9:27).

Het gaat om dingen die valstrikken in ons leven zijn, het gaat om verkeerde dingen die we doen, of verkeerde plaatsen waar we zijn of heengaan, of om verkeerde dingen die we zien. Het zijn dingen die we kunnen voorkomen door zelfoordeel. Als we menen dat we in onszelf kracht hebben om daarvan gevrijwaard te blijven, zullen we zeker vallen.

Wat voor de hand geldt, geldt ook voor de voet. We moeten niet alleen uitkijken voor een verkeerde daad vanwege de vreselijke gevolgen die deze daad kan hebben, we moeten ook uitkijken dat we onze voet niet zetten op een weg van zonde. Ook hierin moeten we onszelf oordelen als we de neiging hebben een weg in te slaan waarvan we weten dat de Heer ons niet op die weg voorgaat. Het gaat om het ingaan in het leven, waar elk gemis volledig wordt vergoed en hersteld.

De Heer spreekt ten slotte over een derde lichaamsdeel, het oog. Door het oog is de zonde in de wereld gekomen. De begeerte begint met zien. Dat brengt op een verkeerde weg (voet) en tot een verkeerde daad (hand). Het oog is het gevaarlijkste lichaamsdeel. Het voert het snelst tot zonde. Daarom moeten we ervoor uitkijken wat we zien, waar we ons oog op richten. Elke neiging om naar iets te kijken wat ons tot zonde brengt, moet radicaal worden veroordeeld. Het gaat om het ingaan in het koninkrijk van God of het geworpen worden in de hel.

De Heer laat er geen twijfel over bestaan dat het oordeel van de hel eeuwig is. De eeuwige pijn zal nog worden verzwaard door de eeuwige wroeging van de bewust verkeerde keuze die is gemaakt. Er is gekozen voor een tijdelijke genieting van de zonde en daarmee heeft men het eeuwige leven verspeeld.

Copyright information for DutKingComments