‏ Matthew 12:14

Een verschrompelde hand genezen

Na Zijn tocht door de velden komt de Heer in hun synagoge en volgt er nog een geschiedenis op de sabbat. De vorige betreft Zijn Persoon en het gezag dat Hij over de sabbat heeft. Deze gaat over Zijn werk, het werk van de barmhartigheid, waarvoor de sabbat zich bijzonder leent. Hij laat zien dat de sabbat een dag van zegen is.

In hun synagoge is een mens met een verschrompelde hand. De arme man kan door zijn verschrompelde hand geen aren plukken en ze fijnwrijven. Hij kan geen gebruikmaken van de zegen van de sabbat. De man vraagt niet om genezen te worden, maar de Heer kent zijn onuitgesproken vraag.

De farizeeën zijn ook in de synagoge aanwezig. Ze zijn scherpe waarnemers. Ze zien iemand met een gebrek en ze zien Iemand Die ze kennen als de Barmhartige. In hun boosaardige scherpzinnigheid veronderstellen ze terecht dat de Heer de man wil genezen. In hun dwaze overlegging menen ze dat dit een uitstekende gelegenheid is om Hem een strikvraag te stellen. De Heer laat ze hun vraag stellen. Het geeft Hem de gelegenheid Zijn heerlijkheid en hun huichelarij aan te tonen. Ze lopen zo zelf in de val die ze voor Hem hebben opgezet.

Zij vragen Hem of het geoorloofd is om op de sabbat goed te doen en te zegenen. Wat een vraag! Alleen de vraag al maakt duidelijk hoe benepen en wettisch zij denken. Dat wordt nog duidelijker uit het voorbeeld dat de Heer hun voorhoudt. Daaruit blijkt dat zij met betrekking tot de sabbat geen last van hun geweten hebben als het om hun eigen voordeel gaat. Dan maken ze wel een uitzondering. Genezen op de sabbat komt in hun denken echter niet op en komt in hun regels niet voor. Zij hebben er geen regels voor, daarom mag het niet.

De Heer legt de dwaasheid van het wettische denken bloot. Zijn conclusie moet hun vlijmscherp in de oren hebben geklonken. Vervolgens richt Hij Zich tot de man. Die moet zelf ook iets doen. Hij moet zijn hand naar de Heer toe uitstrekken en de zegen aanpakken. Hij doet wat de Heer zegt en de zegen stroomt bij hem naar binnen. Zowel het duidelijke woord van de Heer als Zijn daad van genezing brengt de farizeeën niet tot bekering. Integendeel. Het bewijs van genade doet hen naar buiten gaan. Ze kunnen zich niet langer handhaven in de tegenwoordigheid van zoveel genade en waarheid.

Als ze buiten zijn, buiten de sfeer waar de genade wordt betoond, gaan ze moordplannen beramen. Wie zich bewust aan de tegenwoordigheid van Christus onttrekt, zal zich in toenemende mate als tegenstander openbaren. Wat de farizeeën zojuist hebben gehoord en gezien, hebben ze ervaren als een nederlaag. Dat is het ook. Maar in plaats van die te accepteren voelen ze zich des te meer bedreigd dat ze hun positie van aanzien onder het volk zullen verliezen. En die willen ze absoluut niet kwijtraken. Om zichzelf te kunnen handhaven zoeken ze wegen om zich te ontdoen van God geopenbaard in goedheid!

Kan haat verder gaan dan het verlangen om de hand van God, die in goedheid naar mensen is uitgestrekt, te binden aan een inzetting, en de Zoon van God te doden voor het doen van het goede? Wanneer de Heer de verschrompelde hand heeft genezen, gaan zij beraadslagen hoe ze Hem kunnen ombrengen. Hij zoekt het leven, zij zoeken de dood.

Copyright information for DutKingComments