Matthew 12:22

De Heer Jezus en Beëlzebul

De man die bij de Heer wordt gebracht, is er ellendig aan toe. Hij is bezeten door een demon. Die heeft hem zozeer in zijn macht, dat hij niets ziet en ook niets kan zeggen. Hij weet niet waar hij zich bevindt en kan niet om hulp roepen. Gelukkig is de Heer er met Zijn barmhartigheid en zijn er mensen die de man bij Hem brengen. Hij beantwoordt hun geloof met genezing. In deze man kunnen we een beeld zien van de toestand waarin Israël zich bevindt. Als geheel is het volk blind voor de heerlijkheid van Christus en komt het niet tot Hem om Hem als zijn Messias te belijden.

De menigten zijn diep onder de indruk van deze genezing. Ze uiten zelfs het vermoeden dat Hij wel eens de Zoon van David kan zijn. Verder komen ze niet, ze zijn niet werkelijk in het hart geraakt. Als de farizeeën deze uitspraak horen, willen ze voorkomen dat de menigten ook maar even in die richting blijven doordenken. Ze willen dit vermoeden in de kiem smoren en beschuldigen de Heer op de meest lasterlijke manier die maar mogelijk is.

Er is geen grovere en meer beledigende beschuldiging denkbaar dan Hem ervan te beschuldigen dat Hij Zijn wonderen van genade verricht in de kracht van de overste van de demonen, dat is de satan zelf. Het maakt tegelijk de volslagen onwil van de farizeeën duidelijk om in Hem ook maar iets van God te zien. Het is onmogelijk om te loochenen dat God in goedheid en genade in Christus te midden van Zijn volk aan het werk is. Bij hen is het geen kwestie van zich vergissen, maar van het loochenen van het onloochenbare. Tegen beter weten in verzetten ze zich. Willens en wetens verwerpen ze Hem.

De Heer heeft op een dergelijke eerdere lastering (Mt 9:34) niet gereageerd. Nu gaat Hij erop in. Met een voorbeeld uit het leven van elke dag doet Hij een beroep op het nuchtere verstand en bewijst daarmee de totale onzinnigheid van hun uitspraak. Hij laat met Zijn argument zien dat zij geen verstand hebben. Ieder weldenkend mens weet dat het onmogelijk is om iets in stand te houden dat innerlijk verdeeld is, ongeacht of het een koninkrijk of een huis betreft. Innerlijke verdeeldheid betekent ondergang en geen succes. De conclusie is duidelijk. Het is onmogelijk dat Hij door Beëlzebul de demonen uitdrijft.

Hij geeft een tweede argument voor hun onzinnige bewering. Hij stelt dat argument als vraag. Hun zonen zijn bezig met het uitdrijven van demonen. Als ze consequent zijn, moeten ze zeggen dat ook hun zonen dat door de satan doen. Dat zullen ze natuurlijk nooit willen zeggen. Welnu, zegt de Heer, dan zullen uw zonen uw rechters zijn. De handelwijze van hun zonen zal hun lastering aan de kaak stellen en zal een getuigenis ervan zijn dat zij Hem gelasterd hebben.

Copyright information for DutKingComments