Matthew 13:1-9

Inleiding

In dit lange hoofdstuk met zijn vele gelijkenissen zien we de Heer Jezus als de Koning-Profeet. In wat Hij zegt, zien we Zijn Goddelijke glorie. Geen geschapen wezen kan de toekomstige eeuwen zien en een gedetailleerde beschrijving geven van toekomstige gebeurtenissen. In de gelijkenissen van dit hoofdstuk verbindt de Heer Zijn tweede komst met Zijn eerste en geeft Hij inzicht in de kenmerkende karaktertrekken van de tijd die tussen de beide komsten ligt. Hij Die het hart van ieder mens onder controle heeft, is alleen in staat de toekomst te beschrijven. In Zijn profetische toespraak zien we de grote Emmanuel.

Hij opent Zijn hart voor de Zijnen en vertelt over de verborgen werking van Gods wijsheid langs Goddelijke wegen vanaf het begin van de wereld. Hij, Die de werelden schiep, heeft ook de loop van de eeuwen gepland. De onbegrijpelijke grootheid van de melkwegstelsels met hun ontelbare zonnen en systemen toont Zijn scheppingsmacht. De eeuwen, waarin het morele leven wordt ontvouwd, tonen Zijn wijsheid en waar Hij naartoe werkt.

Hier, op het keerpunt van de eeuwen, een punt waarop in een andere eeuw wordt overgegaan, staat in Zijn Mensheid Degene Die dit alles heeft gepland. Hij is Zelf het grote Centrum van het heelal en de loop van eeuwen. Alles is door Hem geworden (Jh 1:1-3; Hb 1:1-2). Hij deelt in Goddelijke gunst uit Zijn schat oude en nieuwe dingen mee aan Zijn discipelen.

Uit het huis, bij de zee

Dit vers is de inleiding op een hoofdstuk vol onderwijs over de verandering die het gevolg is van de verwerping van de Heer. De eerste woorden, “op die dag”, kenmerken die verwerping, want ‘op die dag’ is de haat van de godsdienstige leiders tot zijn hoogtepunt gestegen door de beschuldigingen die we in het vorige hoofdstuk hebben gehoord.

“Op die dag” verandert de Heer van omgeving. Hij gaat “uit het huis” en gaat zitten “bij de zee”. Het huis is een symbool van Israël, waarover vaker wordt gesproken als “het huis van Israël” (Jr 31:27; 31; 33). De zee stelt de volken voor die vaker met de zee worden vergeleken (Js 17:12; Op 17:15). Deze verandering van omgeving laat zien dat de Heer Zich na Zijn verwerping door Israël tot de volken richt.

Er is nog een verandering in dit hoofdstuk die het gevolg is van Zijn verwerping. Hij gaat Zich namelijk van een nieuwe vorm van onderwijs bedienen. Die nieuwe vorm is het gebruik van gelijkenissen. Hij is verworpen en daardoor nu afwezig op aarde. Daarom kon het koninkrijk niet worden opgericht op de wijze die de profeten hebben aangekondigd. Hij is in de hemel. Het gevolg daarvan is dat het koninkrijk der hemelen een karakter heeft aangenomen dat geheel nieuw is en waarover de profeten in het Oude Testament niet hebben kunnen schrijven. Dat nieuwe karakter is dat het koninkrijk der hemelen in plaats van openlijk op aarde gevestigd te worden nu in verborgenheid wordt opgericht.

Dat nieuwe, in het Oude Testament verborgen karakter gaat de Heer in zeven gelijkenissen voorstellen. Zeven is het getal van volmaaktheid. In deze zeven gelijkenissen geeft Hij een compleet beeld van het koninkrijk in zijn verborgen vorm. De eerste vier gelijkenissen horen bij elkaar, evenals de laatste drie. De eerste vier laten de uiterlijke vorm van het koninkrijk zien. Het is een groot stelsel geworden waarin goed en kwaad samengaan. De laatste drie tonen de innerlijke vorm. Zij laten zien dat er in het koninkrijk waardevolle personen aanwezig zijn.

De Heer geeft Zijn onderwijs vanaf de zee aan de menigten die op het strand staan. Dat benadrukt dat er afstand is tussen Hem en het volk. Dit is symbolisch voor de plaats die Hij na Zijn verwerping in de hemel inneemt en de verhouding tot Zijn aardse volk. Vanuit de hemel laat Hij het evangelie onder de volken verkondigen, maar zonder Zijn volk te vergeten. In de eerste dagen van het christendom zien we dat steeds eerst de Jood en pas daarna ook de Griek het evangelie te horen krijgt. We zien dat in de dienst van Paulus in het boek Handelingen. De band tussen Christus en het volk Israël is wel verbroken, maar Zijn onderwijs aan hen gaat door.

De gelijkenis van de zaaier

Nu Hij is verworpen, verandert niet alleen de aard van Zijn onderwijs, maar ook de aard van Zijn dienst. Hij is gekomen om vrucht in Zijn wijngaard Israël te zoeken (Js 5:1-7), maar die vrucht is er niet vanwege de ontrouw van het volk. Nu Hij is verworpen, bestaat Zijn dienst niet meer uit het zoeken van vrucht, maar uit het voortbrengen ervan. Dit komt tot uiting in de eerste gelijkenis. Deze eerste gelijkenis is het uitgangspunt voor alle andere gelijkenissen. Hij laat zien dat het koninkrijk wordt opgericht als resultaat van het zaaien van het Woord van het koninkrijk en niet als vrucht van gehoorzaamheid aan de wet van Mozes.

Het zaad dat de zaaier zaait, komt op verschillende soorten grond terecht:

1. De eerste soort grond is eigenlijk niet eens grond, maar de openbare weg die langs de grond loopt. Zaad dat daar, “bij de weg”, terechtkomt, kan geen wortelschieten en wordt een prooi voor de vogels. Dit zaad verdwijnt volledig.

2. Er komt ook zaad terecht op “rotsachtige bodems”. Daar kan het zaad wel wortelschieten, maar door de vele stenen is er nauwelijks aarde. Het zaad heeft te weinig aarde om goed te groeien. Het schiet te snel op in het kleine beetje aarde dat het tot zijn beschikking heeft. Vanwege de snelheid waarmee het zaad opschiet, krijgt het geen kans om echt wortel te schieten. Als de zon opgaat, blijkt dat het zaad geen wortel heeft en dat het verdort. Ook van dit zaad blijft niets over.

3. Een derde soort grond is op zich wel goed, maar er is ook veel onkruid, waardoor het zaad geen ruimte krijgt om te groeien. Het valt “tussen de dorens”, die het zaad overwoekeren en verstikken. Ook dit zaad brengt geen vrucht voort.

4. Er is ook zaad dat in “de goede aarde” valt. Daar kan het onbelemmerd groeien en vrucht geven. Er is zaad dat honderd procent vrucht geeft, maar er is ook zaad dat toch enige of zelfs behoorlijk wat belemmering ondervindt in de groei. Dit zaad geeft geen honderd procent, maar slechts zestig procent, of zelfs nog minder, dertig procent vrucht.

De Heer besluit de gelijkenis met de bekende woorden “wie oren heeft , laat hij horen”. Daarmee wijst Hij op de verantwoordelijkheid van de horende om iets met het gehoorde te doen.

Copyright information for DutKingComments