Matthew 13:24-30

Gelijkenis van de dolik en de tarwe

In de gelijkenis van de dolik – dat is een onkruid dat veel op tarwe lijkt – en de vijf daaropvolgende gelijkenissen vinden we zinnebeeldige voorstellingen van het koninkrijk. Ze gaan over de tijd dat de Koning verworpen is en is daarom een tijd die wordt gekenmerkt door de afwezigheid van de Koning. Het is het koninkrijk in zijn nieuwe vorm, het krijgt een nieuw karakter waarin het niet bekend was. Daarom zegt de Heer Jezus: “Het koninkrijk der hemelen is gelijk geworden aan.” Het zinsdeel “is gelijk geworden aan” wijst op de verandering die heeft plaatsgevonden, omdat de oorspronkelijke bedoeling die het koninkrijk had, door de verwerping van de Koning niet kon worden verwerkelijkt.

De gelijkenis van de dolik midden tussen de tarwe en de twee volgende gelijkenissen stellen het koninkrijk voor in zijn uiterlijke vorm in de wereld. Ze zijn tot de discipelen en de menigten gericht. De laatste drie gelijkenissen tonen het koninkrijk naar de waardering van de Heilige Geest, zoals God het ziet. Ze bevatten de gedachten en raadsbesluiten van God. Deze laatste drie zijn, samen met de uitleg van de tweede gelijkenis, alleen tot de discipelen gericht.

Evenals in de eerste gelijkenis is de zaaier “een mens”, dat is de Heer Jezus. Hij zaait goed zaad en Hij zaait in “Zijn” akker, want de akker behoort Hem toe. Dit zaaien is feitelijk pas begonnen nadat Hij is verworpen. Zijn volgelingen zijn gaan zaaien, eerst in Jeruzalem, toen in Samaria en daarna tot aan het einde van de aarde (Hd 1:8).

De Heer doet dit zaaiwerk door mensen. Deze mensen worden gekenmerkt door zwakheid en zelfs zorgeloosheid. Daardoor vindt de vijand gelegenheid om onkruid te zaaien. In slaap vallen heeft ook te maken met het niet meer uitzien naar de komst van de Heer Jezus. We zien dat de tien maagden allemaal in slaap vallen als de bruidegom uitblijft (Mt 25:5; vgl. Ef 5:14). Dat geeft de vijand gelegenheid onkruid te zaaien. Dat wordt gezaaid in bewoordingen die evangelisch, waarheidsgetrouw klinken, maar waar een andere betekenis in verborgen is. Uiterlijk lijkt het christelijk, maar God kent het innerlijk. De satan is de grote imitator van God (vgl. 2Tm 3:8; Op 13:11). Hij heeft zijn valse leringen door dwaalleraren en hun aanhang te midden van de christenen gezaaid.

Dolik is, zoals gezegd, een onkruid dat veel op tarwe lijkt. De satan werkt met wat op waarheid lijkt, maar leugen is. Zijn geraffineerde werkwijze is het vermengen van waarheid en leugen, zodat ze niet of nauwelijks van elkaar te onderscheiden zijn. Als we niet waakzaam zijn, kan de dolik gezaaid worden en zich ontwikkelen.

Als de vrucht tevoorschijn komt, merken de slaven op dat er onkruid tussen het goede zaad opkomt. Ze vragen de heer des huizes – ook een beeld van de Heer Jezus – ernaar, waarop hij antwoordt dat dit het werk van een vijandig mens is. Dan doen de slaven het voorstel om het onkruid te verzamelen. Dat is geen goed voorstel. De heer des huizes wijst hun voorstel af en geeft de reden erbij. Hij weet dat zijn slaven zich zullen vergissen in hun beoordeling van wat tarwe en wat onkruid is. Ze zijn niet bij machte geweest het werk van die vijandige mens te verhinderen en ze zijn ook niet bij machte de resultaten van het werk van die vijandige mens ongedaan te maken.

In beeld komt het voorstel van de slaven erop neer om de christenheid van onkruid te zuiveren. Maar dat is niet het werk van de slaven. Het is een werk van oordeel over wat niet van God is. Dit oordeel komt Hem alleen toe omdat Hij alleen het kan uitvoeren naar de volmaakte kennis die Hij van alles heeft en naar Zijn macht waaraan niemand kan ontkomen. Daarom zegt de Heer Jezus dat het koninkrijk op aarde, zoals het is in handen van de mens, een gemengd stelsel moet blijven tot “de oogst”.

De “oogsttijd” geeft een zekere tijdsruimte aan waarin de gebeurtenissen zullen plaatsvinden die met de oogst, en wel de laatste fase daarvan, in verband staan. In die fase manifesteert het onkruid zich steeds duidelijker. De Heer zal het oordeel voltrekken door de engelen van Zijn macht. Na het binden van het onkruid vergadert Hij de tarwe in Zijn schuur. De tarwe wordt niet in bossen gebonden. Zo ziet het einde eruit van het uiterlijk aanzien van het koninkrijk op aarde.

Het binden in bossen is het toebereiden voor het oordeel, waarin we misschien het samengaan van allerlei kerken en stromingen, de oecumene, kunnen zien. In de uitleg van de gelijkenis licht de Heer dit nader toe (Mt 13:36-43). Het verzamelen van de tarwe, waarbij van voorbereiding geen sprake is, is het bijeenbrengen van Zijn volk, waarin we misschien het wegnemen van de gemeente naar de hemel kunnen zien. Ook dit licht de Heer in de uitleg nader toe.

Het samen laten opgroeien tot de oogst geldt voor het koninkrijk der hemelen of de christenheid, niet voor de gemeente. In de (plaatselijke) gemeente moet het kwaad wel worden uitgezuiverd of weggedaan (1Ko 5:7; 13). Als een gemeente dat niet wil, moeten we onszelf van die gemeente uitzuiveren (2Tm 2:19-22).

Copyright information for DutKingComments