‏ Matthew 13:36-43

Uitleg van de gelijkenis van de dolik

De Heer laat de menigten gaan en komt in het huis. De eerste vier gelijkenissen heeft Hij uitgesproken en gericht tot de menigten. Die gelijkenissen gaan over de vorm die het koninkrijk der hemelen in de wereld zal aannemen waarbij goed en kwaad met elkaar vermengd zullen zijn. Nu gaat Hij verder met alleen Zijn discipelen. De volgende drie gelijkenissen gaan over de ware kern van het koninkrijk en die is bestemd voor de ware zonen van het koninkrijk.

In het huis komen Zijn discipelen naar Hem toe om Hem naar de verklaring van de gelijkenis van de dolik te vragen. Eerder hebben ze Hem al gevraagd waarom Hij gelijkenissen gebruikt (Mt 13:10). Nu willen ze de verklaring van de gebruikte gelijkenis weten. Hun vraag toont het vertrouwen dat ze in Hem hebben dat Hij de verklaring zal geven. Ook de discipelen kunnen de gelijkenis niet zonder verklaring begrijpen. In de beslotenheid van het huis verklaart de Heer het ware karakter en doel van het koninkrijk der hemelen en wat daarin voor Hem waarde heeft.

Deze uitleg kan alleen door de geestelijk gezinde mens worden begrepen. De menigten kunnen de ware gedachten van God in verbinding met het koninkrijk niet begrijpen. Ook de daaropvolgende drie gelijkenissen spreekt de Heer alleen tot Zijn discipelen. Ze zien meer op de innerlijke, de meer verborgen kant van het koninkrijk der hemelen, dat is zoals God het ziet.

Daarom zijn die drie gelijkenissen van speciaal belang voor de gelovige volgeling van de Heer Jezus. Het zijn de geheimen van de familie en daarom gaat de Heer met hen in huis. In het grote indrukwekkende geheel bevindt zich iets wat van waarde is voor God. Hoe waardevol dat is, tonen de gelijkenissen van de schat en de parel aan.

De Heer gaat welwillend op de vraag van Zijn discipelen in en legt uit wie het goede zaad zaait, wat de akker is, wie het goede zaad is, wat de dolik voorstelt, wie de vijand is, wat de oogst voorstelt en wie de maaiers zijn. Vervolgens schildert Hij wat in de voleinding van de eeuw zal gebeuren.

Evenals bij de gelijkenis van de zaaier aan het begin van dit hoofdstuk wijst het zaaien op de activiteit van de Heer om Zelf vrucht voort te brengen na het falen van Israël om vrucht voor God voort te brengen. Hijzelf als de Zoon des mensen zaait het Woord in de akker van de wereld om op die wijze het koninkrijk der hemelen op te richten.

In de uitleg vereenzelvigt Hij het zaad met de zonen van het koninkrijk: het goede zaad, dat zijn de zonen van het koninkrijk. Wat het zaad voortbrengt, is naar zijn wezen niet anders dan het zaad dat gezaaid is. Door hun Koning te verwerpen hebben de Joden hun recht op het koninkrijk verspeeld. De natuurlijke geboorte geeft niet langer recht op het koninkrijk. Vanaf het ogenblik dat de Koning in de hemel is, wordt iemand alleen een zoon van het koninkrijk als hij door het Woord nieuw leven heeft gekregen (Jh 3:5).

Maar niet alleen de Zoon des mensen treedt op als zaaier. Ook de duivel, “de vijand”, treedt als zaaier op. Zijn zonen, de zonen van de boze, “de dolik”, worden gevonden te midden van de zonen van het koninkrijk. De duivel is aan het vermengen. Het terrein waar hij dat doet, is de wereld. De vijand brengt allerlei soorten personen – zij zijn de vruchten van de valse leringen die de vijand heeft gezaaid – onder hen die uit de waarheid geboren zijn. De oogst is niet een tijdstip waarop de eeuw eindigt, maar wijst op de handelingen die God laat verrichten om Zijn voornemen volledig te vervullen.

Bij die handelingen is een voorname rol voor Zijn engelen weggelegd. In de gelijkenis ligt de nadruk op de slaven, zij die het land bewerken en verzorgen, de dienaren van de Heer (Mt 13:28-29). Zij kunnen de goeden en kwaden niet van elkaar onderscheiden. In de uitleg ligt de nadruk op de maaiers en zij kunnen dat onderscheid wel aanbrengen.

De voleinding van deze eeuw

In de gelijkenis gaat de Heer niet verder dan het verzamelen en in bossen binden van de dolik om het te verbranden en het bijeenbrengen van de tarwe in de schuur (Mt 13:30). In de uitleg gaat Hij verder. Daarin spreekt Hij over de slotgebeurtenissen “in de voleinding van deze eeuw”, dat is de eeuw waarin het kwaad zijn werk kan doen, maar waaraan door het oordeel een einde komt. Daarna spreekt Hij over het aanbreken van een nieuw tijdperk, waarin de tarwe – die bijeengebracht is in Zijn schuur – weer tevoorschijn zal komen in de gedaante van de rechtvaardigen die zullen stralen als de zon.

De dolik wordt bij de komst van de Zoon des mensen met vuur verbrand door de engelen. De dolik, de zonen van de boze, wordt verzameld “uit Zijn koninkrijk”, dat is dus niet de wereld, maar het terrein waar de Heer Jezus Zijn gezag uitoefent. Daaruit worden verzameld “alle aanleidingen tot vallen en hen die de wetteloosheid doen”. Dat zijn niet alle ongelovigen van de hele wereld, maar de naambelijders. Zij zijn de misleiders die anderen tot vallen hebben gebracht. Zij hebben ook de wetteloosheid gedaan, wat betekent dat zij met het gezag van de Koning geen rekening hebben gehouden. Ze hebben geweigerd zich daaraan te onderwerpen.

Zij worden verwijderd uit het koninkrijk van de Zoon des mensen, dat is Zijn koninkrijk op aarde. Hun deel is de vuuroven, de eeuwige pijn. Elke vorm van vreugde ontbreekt er. Daar is alleen geween vanwege de lichamelijke kwellingen en tandengeknars vanwege de wroeging van het geweten. Wat is dat een vreselijk lot!

Het deel van de tarwe, de zonen van het koninkrijk, staat in groot contrast met het deel van de dolik, de zonen van de boze. De zonen van het koninkrijk worden “rechtvaardigen” genoemd. Zij hebben het rechte gedaan en zich in waarheid gebogen voor het gezag van de Zoon des mensen. Hun deel is te “stralen als de zon in het koninkrijk van hun Vader”. Zowel het “stralen als de zon” als “het koninkrijk van hun Vader” duidt op hun hemelse positie. Ze zullen op die dag van heerlijkheid in die komende eeuw blinken als de Heer Jezus Zelf, de ware “Zon der gerechtigheid” (Ml 4:2).

‘Het koninkrijk van hun Vader’ is de hemelse zijde van het koninkrijk. De Zoon des mensen is op aarde, maar tegelijk ook in de hemel (Jh 3:13). Op aarde zijn de aardse gelovigen met Hem verbonden en in de hemel zijn de gelovigen die zich daar bevinden met Hem verbonden. De hemelse gelovigen stralen aan het firmament naast de Zon en de aardse gelovigen koesteren zich in het licht en de warmte ervan.

De rechtvaardigen of de zonen van het koninkrijk worden in de volgende drie gelijkenissen nader bezien en wel als een “schat” (Mt 13:44), een “parel” (Mt 13:45-46) en “goede” vissen die in vaten worden verzameld (Mt 13:48). Ze worden voorgesteld naar wat ze voor het hart van de Heer Jezus betekenen.

Copyright information for DutKingComments