‏ Matthew 13:44

De schat in de akker

Deze gelijkenis leert ons dat er in de wereld iets verborgen is wat van waarde voor de Heer Jezus is. Met het oog op dat waardevolle heeft de Heer de akker, dat is de wereld, gekocht (vgl. 2Pt 2:1). Door de akker te kopen heeft Hij het recht op de hele wereld gekregen. Vanwege de schat verkocht Hij alles. Hij gaf Zijn rechten op de heerschappij over Israël en de wereld op en werd arm (2Ko 8:9). De schat is duidelijk niet Christus. Zoals in de andere gelijkenissen is Christus ook hier die ‘mens’.

Het is ook onmogelijk dat een mens Christus zou kunnen winnen door alles op te geven. God vraagt geen prestatie van een mens om Christus te winnen. Als het van de mens afhangt, zal hij nooit tot Christus komen, want hij zoekt Christus van nature niet (Rm 3:11). Pas als iemand een volgeling van de Heer Jezus is, vraagt de Heer hem alles op te geven. Zo doet Paulus dat (Fp 3:8). Paulus wil Christus beter leren kennen en geeft daarvoor alles prijs wat dat verhindert.

Nergens wordt een mens voorgehouden dat hij iets moet doen om het koninkrijk te winnen, alsof het door prestatie gewonnen kan worden. De rijke jongeling bewijst het tegendeel (Mk 10:21-22). Hoe kan trouwens een mens de wereld kopen om daardoor Christus te winnen? Paulus heeft juist de wereld opgegeven om Christus te winnen.

Er is veel voor te zeggen dat met de schat ‘de gemeente’ wordt bedoeld. De schat wordt gevonden zonder dat er sprake van is dat ernaar is gezocht. De Heer Jezus is gekomen voor Zijn volk Israël, maar dat volk heeft Hem verworpen. Dan krijgt Hij, als het ware zonder erom te vragen, de gemeente als iets wat hier wordt voorgesteld als een nieuwe zaak. Israël is geen nieuwe zaak en ook de wereld niet. Om de gemeente te bezitten geeft de Heer Jezus alles op wat Hem toekomt als Mens, als Messias op aarde.

Er is ook wel verondersteld dat de schat Israël zou kunnen zijn. De toelichting daarbij is dan dat Israël in de akker verborgen is, dat Christus die schat vindt, maar die vervolgens weer verbergt vanwege Zijn verwerping. Erg overtuigend is dat niet. In geen van de gelijkenissen over het koninkrijk der hemelen speelt Israël een rol. Het gaat juist om iets wat verborgen is, en dat is Israël niet, want in het hele Oude Testament gaat het over Israël. De Heer Jezus heeft de wereld ook niet hoeven te kopen om Israël te bezitten, want Israël is al van Hem, zij zijn “het Zijne” (Jh 1:11). Hij hoeft de wereld ook niet te kopen om Israël opnieuw te verwerven.

Wat in het koninkrijk der hemelen waarde voor de Heer Jezus heeft, zijn de zonen van het koninkrijk. Zij zijn voor Hem een schat. Hij vindt die schat als het ware plotseling, zonder die schat te verwachten. Hij is niet voor hen gekomen, maar Hij vindt hen als iets kostbaars voor Zijn hart.

Als de Heer Jezus verworpen wordt, is dat teleurstellend voor Hem. Het volk, waarvoor Hij is gekomen, wijst Hem af. Zijn komst en Zijn werk lijken tevergeefs (Js 49:4). Maar God geeft Hem er iets anders voor in de plaats: een gezelschap van gelovigen onder de volken (Js 49:6). Die gelovigen zijn voor Hem zo kostbaar, dat Hij daarvoor alles verkoopt om die schat te bezitten. Voor de prijs van Zijn leven koopt Hij de hele akker vanwege die schat. Door Zijn werk op het kruis heeft Hij macht gekregen over alle vlees, opdat Hij eeuwig leven geeft aan hen die de Vader Hem heeft gegeven (Jh 17:2).

Copyright information for DutKingComments