‏ Matthew 16:18

De gemeente en het koninkrijk

Christus heeft genoeg bewijzen geleverd van Wie Hij is. Maar al deze bewijzen hebben duidelijk geen enkele uitwerking gehad op het hart van enig mens. De openbaring van de Vader is de enige weg om te weten Wie Hij is, en dat gaat ver uit boven de verwachting van een Messias. De Heer Jezus voegt aan de openbaring van de Vader aan Petrus een nieuwe openbaring toe. Door te zeggen “en ook Ik zeg je” plaatst Hij Zich op hetzelfde niveau als de Vader. Hij en de Vader zijn één (Jh 10:30). De Vader heeft iets geopenbaard en nu zal Hij ook iets openbaren.

Voor deze openbaring maakt Hij gebruik van de betekenis van de naam van Petrus door tegen hem te zeggen: “Jij bent Petrus.” Petrus betekent ‘steen’. De Heer geeft hiermee aan dat Petrus een van de stenen is die op de rots, in het Grieks petra, zullen worden gebouwd. Dat Petrus de zinspeling van de Heer op zijn naam heeft begrepen, zien we in zijn eerste brief. Daarin schrijft hij namelijk over de gelovigen als “levende stenen” die samen een geestelijk huis vormen (1Pt 2:5).

Het bouwen van de gemeente ligt hier nog in de toekomst, want de Heer zegt: “Zal Ik … bouwen.” Dit maakt tevens duidelijk dat de gemeente niet vanaf Adam bestaat. Verder wijst Hij erop dat dit werk van God door geen macht van de vijand te verstoren is. Als het gaat om het bouwen van de gemeente door de mens, is er wél verstoring mogelijk (1Ko 3:12-17). De opstanding van de Heer Jezus is het bewijs dat Hij de Zoon van de levende God is (Rm 1:4) en dat de dood geen enkele macht over Hem heeft. Hij heeft Zelf de sleutels van de dood en de hades (Op 1:18).

Hij geeft aan Petrus de sleutels van het koninkrijk der hemelen. Dat zijn niet de sleutels van de gemeente. Aan het koninkrijk wordt door mensen gestalte gegeven, terwijl de gemeente zoals die hier wordt voorgesteld, alleen Gods werk is. Uit het gebruik dat Petrus van de sleutels maakt, zien we dat het koninkrijk en de gemeente twee verschillende terreinen zijn.

We zien Petrus de sleutels gebruiken in Handelingen 2 om de Joden te “ontbinden”, dat is hen los te maken van hun Joodse omgeving (Hd 2:37-40). In Handelingen 10 gebruikt hij die sleutels om de heidenen te “ontbinden”, dat is hen los maken van hun heidense omgeving (Hd 10:44-48). De doop is de poort waardoor zij het koninkrijk der hemelen binnengaan. In Handelingen 8 gebruikt hij de sleutels om Simon de tovenaar te “binden”, dat is zijn zonden op hem te binden (Hd 8:20-23). Hoewel Simon de tovenaar gedoopt was, bleek hij aan zijn zonden gebonden te zijn, wat door de handeling van Petrus als het ware bekrachtigd wordt.

Na deze bijzondere mededelingen van de Heer hebben de discipelen misschien een groot verlangen gekregen om Hem als de Christus bekend te maken. Dat wil de Heer niet. De tijd daarvoor is voorbij. Het volk heeft Hem verworpen. Het gaat nu om iets anders, namelijk om het werk aan het kruis. Dat stelt Hij in het volgende vers voor.

Copyright information for DutKingComments