Matthew 16:5-12

Het zuurdeeg van farizeeën en sadduceeën

Als de discipelen aan de overkant zijn gekomen, merken ze dat ze vergeten zijn broden mee te nemen. De Heer weet dat dit hen bezighoudt. Hij houdt Zich echter met andere dingen bezig. Hij is niet bezorgd voor hun lichamelijk welzijn, maar voor hun geestelijk welzijn. Hij weet hoe gevoelig Zijn discipelen nog zijn voor de redeneringen van de farizeeën en sadduceeën. Daarom waarschuwt Hij hen daarvoor. Hij doet dat door gebruik te maken van een beeldspraak die ze zouden moeten begrijpen.

Maar de discipelen zitten op een heel andere golflengte dan de Heer. Als Hij spreekt over zuurdeeg, leggen zij direct de relatie met de broden die ze zijn vergeten. Zij kunnen alleen aan lichamelijke behoeften denken. Als de Heer iets zegt en christenen beginnen te redeneren, begrijpen ze het nooit. Dat komt omdat ze dan beginnen bij de mens en vervolgens trachten op te klimmen tot God. Goed en gezond redeneren begint bij God en eindigt bij de mens.

De Heer merkt waarover en ook hoe ze met elkaar overleggen en stelt daar een vraag over. Door hen “kleingelovigen” te noemen wijst Hij hen er tegelijk op dat ze verkeerd bezig zijn. We beginnen te overleggen als we niet aan Christus denken. Daarop wijst de Heer in Zijn antwoord. Als ze aan Hem hadden gedacht, zouden ze zich niet ongerust hebben gemaakt over brood.

Hij brengt hun Zijn spijziging van de vijfduizend in herinnering. Hij wijst er daarbij niet zozeer op wat Hij met de vijf broden heeft gedaan, maar hoeveel er daarna nog overbleef. Hij voorziet niet alleen, Hij geeft in overvloed. Om Zijn discipelen te doordringen van Zijn overvloedige voorzieningen herinnert Hij ook nog aan de zeven broden waarmee Hij veel meer dan vierduizend mensen heeft gespijzigd en ook hier met name aan wat er was overgebleven.

Ze zijn erbij geweest. Ze hebben zelf het brood uitgedeeld en ze hebben zelf de overgeschoten brokken verzameld. Ze zijn zo nauw bij die beide wonderen betrokken geweest. Toch zitten ze nu zo in over broden die ze zijn vergeten, dat ze de woorden van de Heer alleen maar daarop kunnen betrekken. Door de herinnering van de Heer zouden ze toch wel moeten begrijpen dat Hij niet over broden heeft gesproken. In aansluiting daarop spreekt Hij nog eens de waarschuwing uit om op te passen voor het zuurdeeg van de farizeeën. Dan begrijpen de discipelen wat Hij heeft bedoeld. Met zuurdeeg heeft Hij de verdorven leer van de farizeeën en sadduceeën bedoeld.

Zuurdeeg is in de Schrift altijd een beeld van het verkeerde, van het zondige. Het zuurdeeg van de farizeeën stelt de godsdienstige huichelarij voor die alle nadruk legt op uiterlijke en ceremoniële handelingen. Het zuurdeeg van de sadduceeën is de intellectuele trots die het menselijke verstand op de stoel van de rechter plaatst en de openbaring van God en het geloof met een handbeweging wegwuift.

De christenheid is van dit zuurdeeg doortrokken. Aan de ene kant zien we ritualisme en aan de andere kant rationalisme en soms een mengvorm. Paulus waarschuwt ons in de brief aan de Kolossenzen zowel voor het rationalisme, het verstand, als voor het ritualisme, de vormendienst (Ko 2:8; Ko 2:16-22).

Deze waarschuwing van de Heer voor dit zuurdeeg gaat direct vooraf aan Zijn openbaring aangaande de gemeente die we in de volgende verzen van Hem horen. Dat wil zeggen dat we Zijn openbaring aangaande de gemeente in de volgende verzen niet zullen begrijpen als we ons in het ene of het andere zuurdeeg verslikken.

Copyright information for DutKingComments