Matthew 19:27-29

Het deel van discipelen

Het gebeuren met de jongeman herinnert Petrus eraan dat zij wel alles hebben verlaten en de Heer zijn gevolgd. Hij is benieuwd naar de beloning en vraagt Hem daarnaar. De Heer verzekert Zijn discipelen ervan dat hun keus om Hem te volgen rijk beloond zal worden. Nu is er nog verwerping, maar straks zal Hij regeren en dan mogen zij met Hem regeren. Daarvan spreken de troon en de twaalf tronen. Zijn troon is de troon van Zijn heerlijkheid, de troon die gevestigd zal zijn op aarde in de heerlijkheid van het vrederijk, wanneer Zijn heerlijkheid de aarde zal bedekken zoals de wateren de bodem van de zee bedekken (Js 11:9).

De tronen waarop zij zullen zitten, hebben te maken met hun regering over Israël, dat wil zeggen hun bestuur over Israël. Zij zullen uitdelers van zegen voor Israël zijn. Die tijd van Zijn regering en van hun regering met Hem noemt de Heer “de wedergeboorte”. Dat ziet op de wedergeboorte van de aarde. Als de schepping is vrijgemaakt van de vloek van de zonde (Rm 8:19-21), is het aardrijk vernieuwd, wedergeboren (Ps 104:30b).

Wie dan ook iets prijsgeeft om Christus te volgen, zal dat honderdvoudig terugontvangen. Het is geen kwestie van schadeloosstellen, een vergoeden van de kosten, maar een overvloedige rijkdom als beloning voor het weinige dat is verlaten. Dat zal genoten worden in de sfeer van het eeuwige leven. Dat zal hun leven zijn. Dat is het leven dat de rijke jongeling heeft gewenst, maar dat hij de rug heeft toegekeerd omdat hij Christus niet is gaan volgen.

De Heer verbindt hieraan de les dat zij die door uiterlijke voorrechten aanspraak maken op die zegen de zegen niet zullen krijgen vanwege hun verkeerde houding tegenover Hem. De zegen zal integendeel gaan naar hen die er geen deel aan hadden. Zij zullen op grond van soevereine genade de zegen beërven. De Heer werkt deze les in de volgende gelijkenis verder uit.

Copyright information for DutKingComments