Matthew 19:3-6

Het huwelijk: onscheidbaar

Terwijl de Heer zo in genade werkt, proberen de farizeeën Hem te verzoeken om Hem te kunnen aanklagen. Ze willen Hem koste wat kost uitschakelen. Hoe verhard is toch hun hart! Ze komen bij Hem met een vraag over echtscheiding. Hun vraag is bedoeld als een val om Hem erin te laten lopen. Maar hun opzet mislukt volkomen omdat ze het wagen zich te meten met Goddelijke wijsheid.

De Heer verwijst hen direct naar het Woord van God. Hebben ze niet gelezen hoe God het in het begin heeft gemaakt? De Schrift geeft antwoord op alle vragen, ook op die van het ongeloof. Daarom moeten ook wij ons steeds bij elke vraag afvragen: ‘Wat zegt de Schrift?’ De Heer geeft, zoals altijd, ook hier het volmaakte voorbeeld.

Hij wacht niet op antwoord. Hij laat hen het antwoord niet opzoeken. Hij doet ook geen beroep op hun geheugen om het te citeren, maar citeert Zelf het Woord van God volledig. Tevens geeft Hij als de volmaakte Uitlegger de onomstotelijke verklaring van het vers dat Hij heeft geciteerd en de daaraan verbonden vaststaande conclusie. Er bestaat geen twijfel over dat het huwelijk twee mensen tot een volkomen eenheid vormt. Zo heeft God het gemaakt. Dat is de duidelijke uitleg. Zijn even duidelijke conclusie is: laat de mens het niet in zijn hoofd halen die door God gemaakte eenheid te scheiden! God haat de echtscheiding (Ml 2:16).

De farizeeën geven zich niet gewonnen. Het lijkt alsof ze met Zijn antwoord rekening hebben gehouden. Ze denken dat ze Hem nu klem hebben. Triomfantelijk wijzen ze op Mozes. Wie zou zich tegen Mozes durven verzetten? Mozes heeft toch geboden een scheidbrief te geven en haar te verstoten? Het is dan toch mogelijk haar te verstoten? Met grote zelfgenoegzaamheid slaan ze de armen over elkaar. Dit hebben ze dan toch maar mooi voor elkaar.

De dwazen. Ze hebben te maken met Goddelijke wijsheid die ook de hardheid van het hart van de mens kent. Met het oog op die hardheid heeft Mozes “toegestaan” – en niet een gebod gegeven, zoals zij suggereren – hun vrouwen te verstoten. Vervolgens verwijst de Heer weer naar het begin. Nooit zal dit, wat God in het begin heeft gegeven, door een zondige handeling van mensen tenietgedaan kunnen worden.

De Heer spreekt over ‘toegelaten’ en niet over ‘geboden’ zoals de farizeeën hebben gezegd. Mozes heeft iets toegelaten. De wet is op zichzelf goed, maar kan geen goedheid meedelen. De wet is volmaakt voor het doel waarvoor God hem heeft gegeven, maar kan niets tot volmaaktheid brengen. Door de wet is de hardheid van het hart van de mens gebleken. Die hardheid blijkt ook in zijn huwelijk. Met het oog op die hardheid heeft Mozes het toegelaten dat iemand zijn vrouw zou verstoten. Maar dan moest hij haar wel een scheidbrief meegeven met daarin de reden van het verstoten.

Met de woorden “Ik zeg u echter”, waarin het Goddelijke gezag van Zijn Persoon doorklinkt, gaat de Heer door met Zijn onderwijs over echtscheiding. Echtscheiding of verstoten is een kwalijke zaak. Wie zich van de onlosmakelijke band van het huwelijk meent te kunnen ontdoen en meent daardoor ook nog eens vrij te zijn met een ander die onlosmakelijke band te kunnen aangaan, vergist zich zeer. Hij pleegt overspel. Hetzelfde geldt voor iemand die met de verstoten vrouw trouwt, want deze verstoten vrouw is nog altijd onlosmakelijk aan haar man verbonden.

De uitzondering “niet om hoererij” betreft het geval van iemand die ondertrouwd is. Een voorbeeld daarvan hebben we bij Jozef en Maria die ondertrouwd waren. Als Jozef merkt dat Maria zwanger is, overweegt hij haar in het geheim te verstoten (Mt 1:18-19). Als iemand ondertrouwd is, is er wel een vaste verbinding, maar heeft de officiële huwelijkssluiting nog niet plaatsgevonden (vgl. Dt 22:23-24). In het geval van Jozef en Maria, die ondertrouwd waren, was het verstoten geoorloofd geweest. God neemt Jozef die overweging ook niet kwalijk, maar laat hem weten wat er werkelijk aan de hand is. Dan verstoot hij haar niet.

Er is een misverstand waarop ik nog wil wijzen. Dat betreft de gedachte dat iemand die trouwt met iemand die gescheiden is, continu in overspel leeft. Deze dwaling berust op een verkeerde uitleg van wat er in Mt 19:9 staat. In de praktijk veroorzaakt deze leer grote geestelijke nood, zoals mij in contacten is gebleken. Ik heb daarom een kenner van het nieuwtestamentisch Grieks gevraagd wat er letterlijk in het Grieks staat.

Hij schrijft:

De teksten waarover wij het hadden in ons telefoongesprek vanavond, zijn Mt 5:32 en Mt 19:9. In beide plaatsen staat ’moichatai’, oftewel ‘pleegt overspel’. In de visie die jij en ik afwijzen, concludeert men uit het praesens ’moichatai’ dat de desbetreffende man of vrouw permanent in overspel leeft en dus permanent zondigt.

Dit is een misverstand. Het berust op een verkeerde visie op de betekenis van het aspect van het praesens, namelijk dat deze tijdsvorm iets permanents, iets wat continu doorgaat, zou aangeven. Het praesens is echter in zoverre aspectloos, dat het altijd gemarkeerd / beperkt wordt door / tot de directe samenhang.

Dat betekent dat in Mt 5:32 de vorm ‘pleegt overspel’ wordt beperkt door het direct voorafgaande ’wie een verstotene trouwt’ – de conclusie is daarom dat de huwelijkssluiting niet mag plaatsvinden omdat die het karakter heeft van overspel. In Mt 19:9 staat dat wie zijn vrouw verstoot, niet om hoererij, en met een andere vrouw trouwt, overspel pleegt. Ook hier hetzelfde: deze specifieke huwelijkssluiting mag niet plaatsvinden, omdat die het karakter heeft van overspel. Kortom: zo’n huwelijk mag niet, maar het kan wel.

Is er dan wel of geen huwelijk? Jazeker is er een huwelijk, en dat had niet gesloten mogen worden. Die huwelijkssluiting was de fout, en die moet als zonde worden beleden. Maar daarmee is niet gezegd dat dit ten onrechte gesloten huwelijk ontbonden moet worden. Vergelijk het met een huwelijk tussen een gelovige en een ongelovige: dat had niet gesloten mogen worden, maar het is wel van kracht; het mag niet worden ontbonden (zie het onderwijs over dit onderwerp + over echtscheiding in 1Ko 7:10-15). [Einde citaat]

Dit antwoord is verhelderend en kan bevrijden van een geestelijke worsteling of dwangmatige situatie. Iemand die door deze verkeerde leer in geestelijke nood verkeert vanwege de situatie waarin men verkeert, kan door het aanvaarden van de waarheid van Gods Woord ervaren dat de waarheid vrijmaakt (Jh 8:31-32).

Copyright information for DutKingComments