Matthew 21:24-27

Over het gezag van de Heer

Hier beginnen de overpriesters en oudsten een twistgesprek met de Heer. In het gedeelte dat volgt, vinden we meer twistgesprekken. Deze twistgesprekken lopen door tot het eind van Mattheüs 22. In die twistgesprekken komen ook de farizeeën, de herodianen, de sadduceeën en een wetgeleerde met sluwe vragen aan het woord die allen door Zijn antwoorden geen weerwoord meer hebben. De Heer besluit de twistgesprekken met een vraag aan hen betreffende Zijn eigen Persoon (Mt 22:41-46).

Schijnbaar komen de verschillende klassen mensen Hem beoordelen of in verlegenheid brengen. In werkelijkheid verschijnen allen voor Hem om, de een na de ander, het oordeel van God over zich te vernemen. Hij legt daarbij hun ware toestand bloot.

De tempel is Zijn woonplaats, Zijn thuis. Daar leert Hij. Op die plaats komen de godsdienstige leiders van het volk naar Hem toe met een vraag die Zijn gezag betreft. Het is geen eerlijke vraag, maar een vraag om Zijn gezag te betwisten. Het is de vraag naar het gezag dat zij zichzelf aanmatigen en Hem ontzeggen. Hoe vermetel is het ook om Hem te vragen naar Zijn gezag, terwijl Zijn gezag onmogelijk te loochenen is.

Zij die het volk moeten leiden, ontkennen Zijn gezag. Ze matigen zich aan rechters te zijn. De vraag “op welk gezag doet U deze dingen?”, is de vraag naar Zijn bevoegdheid. De vraag “wie heeft U dit gezag gegeven?”, is voor henzelf van belang, want zij hebben Hem dat gezag niet gegeven. Hij is niet door hen gekwalificeerd.

De Heer stelt een wedervraag. Zijn vragen hebben altijd als doel om het ware licht op een zaak te werpen. Daardoor wil Hij de vraagsteller onderwijs geven over diens eigen positie en ook over de positie die Hij Zelf inneemt. Als de vraagsteller dat zou erkennen, zou dat voor hem nieuw leven betekenen.

Hij maakt hun beoordeling van de dienst van Johannes en met name zijn doop tot de testvraag voor hun geweten. Als zij daarop een eerlijk antwoord zouden geven, zouden ze ook een juiste beoordeling hebben van Zijn dienst. Johannes is namelijk Zijn voorloper geweest en heeft Zijn komst aangekondigd en gewezen op Hem. Zijn tegenstanders realiseren zich dat en overleggen welke reactie elk antwoord op de betreffende vraag zou geven. Weer wordt duidelijk dat zij niet eerlijk zijn.

De Heer doet met Zijn vraag geen beroep op wonderen of op de profetie, maar op hun geweten. In hun overlegging is voor God geen plaats en daarom is hun antwoord vals en verkeerd. Als God niet het Voorwerp is, dan is het ‘eigen ik’ de afgod. Ze willen niet zeggen: “Uit de hemel”, want dan hadden ze hem toch moeten geloven. En dat willen ze bewust niet. Als hun antwoord zou luiden: “Uit mensen”, dan zouden ze hun krediet bij de menigten verspelen. En ze zijn juist zo uit op de eer van het volk.

Hun antwoord “wij weten het niet”, komt voort uit eigendunk en mensenvrees. Het laat zien dat zij niet bevoegd zijn om de vraag over Zijn gezag te stellen. Het heeft geen enkele zin om hun vraag te beantwoorden. Met hun antwoord geven ze toe dat ze blinde leidslieden zijn.

Copyright information for DutKingComments