Matthew 23:1-4

Godsdienstige leiders

De tegenstanders zijn uitgepraat. Hoewel er geen huichelachtige woorden meer over hun lippen komen, is hun hart onveranderlijk vol huichelarij. Dat huichelachtige hart gaat de Heer nu blootleggen. Hij kent alle overleggingen en gedachten van het hart van de mens. Hij is de alwetende God. Hij doet naar het woord dat Hij eens tot Samuel sprak: “Het is namelijk niet wat de mens ziet, want de mens ziet aan wat voor ogen is, maar de HEERE ziet het hart aan” (1Sm 16:7b).

Aan het slot van dit hoofdstuk voorzegt Hij de ondergang van het volk. Dat betreft niet in de eerste plaats de wettelozen en losbandigen, zelfs niet de ongelovige sadduceeën. Het betreft in de eerste plaats de ondergang van hen die algemeen hooggeacht worden om hun godsdienstige kennis en heiligheid.

De Heer spreekt tot de menigten en de discipelen die hier nog samen worden gezien. Pas nadat Hij gevangengenomen is, vindt er een scheiding plaats tussen de menigten en de discipelen. Hij spreekt beide groepen aan om hen te waarschuwen voor de farizeeën. Dat doet Hij op niet mis te verstane wijze. Bij het lezen van dit gedeelte moeten we ervoor oppassen te denken dat de Heer steeds over ‘anderen’ spreekt. Hij spreekt ook ons aan. Ook in ons gaat iets van de farizeeën en schriftgeleerden schuil. Dat zullen we ervaren als we Zijn woorden die Hij tot de farizeeën spreekt ook op onszelf toepassen.

Het eerste wat Hij over hen zegt, is dat ze zich de plaats van leraar aanmatigen, een plaats verheven boven het volk. Ze kijken neer op het volk en spreken zelfs een ‘vervloekt’ uit over de menigte die in hun ogen de wet niet kent (Jh 7:49). Zo denken ze over de menigte waarvan ze de eer zo liefhebben. De toepassing voor ons ligt voor de hand. Voor ieder die kennis heeft van het Woord van God is het gevaar groot dat hij zich een plaats boven Gods volk aanmatigt, waar in het algemeen weinig of geen kennis van Gods Woord aanwezig is.

Ondanks de aanmatiging van deze lieden zegt de Heer dat er naar hen geluisterd moet worden. Dat is dan wel uitsluitend voor zover zij Gods Woord leren. De Heer zegt niet dat de overleveringen van deze mensen moeten worden nagevolgd. Hun werken moeten ze niet navolgen. De reden daarvoor is, zo zegt Hij, dat deze valse leidslieden wel wat over de wet zeggen, maar er zelf niet naar handelen. Zij geven hun eigen invulling aan het houden van de wet. Dat wil zeggen dat ze anderen vertellen hoe ze de wet moeten houden, terwijl ze er in hun eigen leven niet de geringste rekening mee houden. Dat willen ze zelfs niet eens. Dit vinden we altijd bij religieuze ijveraars. Ze vertellen andere mensen graag wat die moeten doen, terwijl ze het zichzelf gemakkelijk maken.

Copyright information for DutKingComments