Matthew 23:13-32

Eerste ‘wee’

De Heer richt zich nu rechtstreeks tot de schriftgeleerden en farizeeën. Hij stort Zijn eerste “wee” over hen uit en noemt hen “huichelaars”. In plaats van mensen te wijzen op het koninkrijk der hemelen en wat ervoor nodig is om daarin binnen te gaan, sluiten ze het koninkrijk voor de mensen. Ze wijzen niet op Gods belangen, maar hebben alleen hun eigen belangen op het oog. Daarom blijven ze zelf buiten het koninkrijk der hemelen, terwijl ze tevens anderen die er willen binnengaan, verhinderen erin te gaan. Daarom stoken zij het volk op tegen de Heer Jezus. Allen die Hem aannemen, gaan het koninkrijk binnen. Over hen hebben zij hun gezag verloren. Ten koste van alles willen ze voorkomen dat hun aanzien onder en hun invloed op het volk afneemt.

Tweede ‘wee’

Het tweede “wee” komt over hun fanatisme om volgelingen te maken en over wat zij vervolgens met deze nieuwe volgelingen doen. Hun ijver om al was het maar “één proseliet [dat is een Joodse bekeerling, of ‘Jodengenoot’] te maken”, kent geen grenzen. Ze reizen er onvermoeibaar zee en land voor rond. Mensen die zij onder hun invloed hebben gekregen, worden zozeer door hen geïndoctrineerd, dat ze zonen van de hel worden en zich tweemaal erger gedragen dan zij. “Een zoon van [de] hel” wil zeggen dat zij hun volgelingen, die zij als zonen beschouwen, vanuit en voor de hel opvoeden.

Derde ‘wee’

In Zijn derde “wee” spreekt de Heer hen aan met “blinde leidslieden”. Hun blindheid blijkt uit de eigen theorie die ze over het zweren hebben ontwikkeld. Ze stellen dat zweren bij het tempelhuis geen bindende kracht heeft, terwijl dat wel het geval is als er wordt gezworen bij het goud van het tempelhuis.

De Heer noemt hen “dwazen en blinden”. Met Zijn toelichting bedoelt Hij niet de juiste vorm van zweren aan te geven, maar de dwaasheid van hun redenering aan te tonen. Zij kijken slechts naar het uiterlijk. Ze zien het goud en dat betekent veel voor hen, ongeacht op welk huis het zit. Het kan evengoed een afgodstempel zijn. Waarvan het tempelhuis spreekt en wat er gebeurt en de waarde die een oprechte dienst daarin voor God heeft, daaraan denken ze helemaal niet. Ze zien alleen de schittering van het goud. Daardoor zijn ze er blind voor dat het goud zijn betekenis ontleent aan het feit dat het tempelhuis daarmee versierd is. Voor God is niet het goud het belangrijkste, maar het tempelhuis, Zijn woonplaats.

De Heer noemt nog een voorbeeld, het altaar, waarmee Hij verwijst naar de dienst zelf. Het vorige voorbeeld, de tempel, betreft de plaats waar de dienst gebeurt. Evenals de tempel betekent ook het altaar niets voor hen. Zij kijken alleen naar de gave.

Weer noemt de Heer hen “dwazen en blinden”. Ook met betrekking tot het altaar stelt Hij de vraag wat groter is. Door Zijn vraagstelling toont Hij aan dat zij het verkeerde onderscheid maken. Ook hier kijken ze alleen naar de gave en niet naar het altaar. Het maakt voor hen niets uit wat voor soort altaar het is. Het kan best een afgodsaltaar zijn. Als er maar een indrukwekkende gave op ligt. Dan heb je tenminste iets om bij te zweren.

In omgekeerde volgorde legt de Heer uit wat het altaar en het tempelhuis betekenen. Zweren bij het altaar betekent zweren zowel bij het altaar als bij alles wat erop ligt. Altaar en gave zijn niet van elkaar te scheiden. Dat doen de leidslieden in hun dwaasheid en blindheid nu juist wel.

Dit is ook belangrijk met betrekking tot het werk van de Heer Jezus. Dat altaar en gave niet te scheiden zijn, zien we in Hem en Zijn offer. Wat Hij aan God aanbood, was voor God zo enorm aangenaam omdat Hij het aanbood. De Heer Jezus is zowel het Altaar als de Gave.

Voor zweren bij het tempelhuis geldt hetzelfde als voor zweren bij het altaar. Zweren bij het tempelhuis is zweren zowel bij het tempelhuis als – niet: bij het goud, maar – bij Hem Die daarin woont.

De Heer voegt er nog een aspect aan toe, waarbij Hij van het spreken over de aarde naar het spreken over de hemel gaat. Ook bij de hemel wordt gezworen. Ook hier geldt dat het niet om het uiterlijk gaat, maar om het innerlijk. In de hemel is de troon van God, dat moeten ze goed bedenken. En op die troon zit God, ook dat moeten ze goed bedenken. Als ze dit alles tot zich zouden laten doordringen, zouden ze hun onderwijs over het zweren wel gaan herzien.

Vierde ‘wee’

Het vierde “wee” spreekt de Heer uit over de huichelarij die zij openbaren in verbinding met de vervulling van het gebod over het geven van tienden. Zij voeren dit gebod tot in het allerkleinste detail uit, terwijl ze nalaten waar het in de wet werkelijk om gaat en dat is “het oordeel, de barmhartigheid en de trouw” (vgl. Mi 6:8).

Het geven van tienden is voorgeschreven. Daar houden ze zich dan ook strikt aan. Ze hebben daar een inhoud aan gegeven die hen in hun eigen ogen tot de meest getrouwe vervullers van dat gebod maakt. De Heer maakt hun duidelijk wat het “gewichtigste van de wet” is en dat ze daar geen boodschap aan hebben. Hij verwijt hun dat ze zich niet bekommeren om het “oordeel” van of de beoordeling door God, wat Zijn gedachten over een bepaalde zaak zijn, wat Hij belangrijk vindt. Ook het bewijzen van “barmhartigheid” is hun helemaal vreemd. “Trouw” aan God en Zijn geboden kennen ze evenmin. Ze treden zelf de wet met voeten.

De Heer Jezus zegt niet dat er geen tienden gegeven moeten worden. Wat Hij hekelt, is het onderscheid dat zij in de geboden maken, waardoor ze bewijzen werkelijk blind te zijn. Ze letten op de mug, dat is het pietluttige, dat ze daar maar aan voldoen, terwijl ze aan het grote, het werkelijk belangrijke, dat is de kameel, geen aandacht schenken en daaraan voorbijgaan.

Vijfde ‘wee’

Het vijfde “wee” heeft te maken met hun vrome schijn die in schril contrast staat met hun innerlijke verdorvenheid. Wat zij doen, lijkt heel vroom, heel afgezonderd, heel rein, maar in werkelijkheid is hun hart roofzuchtig en kennen ze geen maat. Dit oordeel kan de Heer vellen omdat Hij het innerlijk van de mens kent. Dat innerlijk is voor Hem net zo openbaar als de handelingen die wij waarnemen (Ps 139:1-4; Hb 4:12-13).

De Heer geeft de weg aan waarop zij van dit huichelachtige gedrag bevrijd kunnen worden. Dat kan alleen door eerst de binnenkant te reinigen, dat wil zeggen innerlijk tot berouw te komen. Door belijdenis van zonden wordt een mens innerlijk gereinigd. Pas daarna kunnen ook zijn handelingen uit een rein innerlijk voortkomen en daardoor ook rein zijn.

Zesde ‘wee’

In Zijn zesde “wee” over hen openbaart de Heer de doodsgeur die om al hun handelen heen hangt. Zij zijn wandelende doodskisten. Prachtige doodskisten, dat wel. Maar hoe fraai de doodskist er ook uitziet, in de kist is niets fraais, integendeel het is er levenloos en vuil en het stinkt er.

De Heer benadrukt hoezeer deze lieden een valse schijn ophouden waarmee ze voor de mensen rechtvaardig lijken, terwijl er in hun hart niets anders is dan bedrog. Dit bedrog is dat ze zich anders voordoen dan ze zijn en dat ze hun eigen wil doen. Hij zegt dat ze er “vol” van zijn. Er is werkelijk niets anders bij deze huichelaars aanwezig en er is geen ruimte voor iets anders. Huichelarij staat tegenover eerlijk zijn in wie je bent en wetteloosheid staat tegenover het doen van de wil van God.

Zevende ‘wee’

Het zevende en laatste “wee” betreft hun schijnheiligheid in verbinding met het eerbetoon aan de profeten en rechtvaardigen die zijn gedood. Ze veinzen groot respect voor deze getuigen die in vroeger eeuwen vanwege hun getuigenis van de waarheid zijn omgebracht. Voor zulke getuigen bouwen ze graven en versieren ze de plaats waar zij begraven zijn. Daarbij durven ze met grote woorden en een hooghartige houding afstand te nemen van hun vaderen die deze misdaden op hun geweten hebben. Zij zouden daar nooit aan hebben meegedaan.

Dan wordt de punt van de speer die zij op hun vaderen richten op henzelf gericht. Zij spreken over “onze vaderen”. De Heer verklaart dat zij hiermee zichzelf openbaren als ware zonen van die moordenaars. Als zonen van de moordenaars buigen zij zich evenmin voor de boodschap die de vermoorde profeten hebben gebracht.

Dat zij zonen van hun vaderen zijn, zullen ze binnenkort bewijzen door de ware Profeet en Rechtvaardige te doden. Daarmee zullen ze de maat van hun vaderen vol maken!

Copyright information for DutKingComments