Matthew 23:16

Derde ‘wee’

In Zijn derde “wee” spreekt de Heer hen aan met “blinde leidslieden”. Hun blindheid blijkt uit de eigen theorie die ze over het zweren hebben ontwikkeld. Ze stellen dat zweren bij het tempelhuis geen bindende kracht heeft, terwijl dat wel het geval is als er wordt gezworen bij het goud van het tempelhuis.

De Heer noemt hen “dwazen en blinden”. Met Zijn toelichting bedoelt Hij niet de juiste vorm van zweren aan te geven, maar de dwaasheid van hun redenering aan te tonen. Zij kijken slechts naar het uiterlijk. Ze zien het goud en dat betekent veel voor hen, ongeacht op welk huis het zit. Het kan evengoed een afgodstempel zijn. Waarvan het tempelhuis spreekt en wat er gebeurt en de waarde die een oprechte dienst daarin voor God heeft, daaraan denken ze helemaal niet. Ze zien alleen de schittering van het goud. Daardoor zijn ze er blind voor dat het goud zijn betekenis ontleent aan het feit dat het tempelhuis daarmee versierd is. Voor God is niet het goud het belangrijkste, maar het tempelhuis, Zijn woonplaats.

De Heer noemt nog een voorbeeld, het altaar, waarmee Hij verwijst naar de dienst zelf. Het vorige voorbeeld, de tempel, betreft de plaats waar de dienst gebeurt. Evenals de tempel betekent ook het altaar niets voor hen. Zij kijken alleen naar de gave.

Weer noemt de Heer hen “dwazen en blinden”. Ook met betrekking tot het altaar stelt Hij de vraag wat groter is. Door Zijn vraagstelling toont Hij aan dat zij het verkeerde onderscheid maken. Ook hier kijken ze alleen naar de gave en niet naar het altaar. Het maakt voor hen niets uit wat voor soort altaar het is. Het kan best een afgodsaltaar zijn. Als er maar een indrukwekkende gave op ligt. Dan heb je tenminste iets om bij te zweren.

In omgekeerde volgorde legt de Heer uit wat het altaar en het tempelhuis betekenen. Zweren bij het altaar betekent zweren zowel bij het altaar als bij alles wat erop ligt. Altaar en gave zijn niet van elkaar te scheiden. Dat doen de leidslieden in hun dwaasheid en blindheid nu juist wel.

Dit is ook belangrijk met betrekking tot het werk van de Heer Jezus. Dat altaar en gave niet te scheiden zijn, zien we in Hem en Zijn offer. Wat Hij aan God aanbood, was voor God zo enorm aangenaam omdat Hij het aanbood. De Heer Jezus is zowel het Altaar als de Gave.

Voor zweren bij het tempelhuis geldt hetzelfde als voor zweren bij het altaar. Zweren bij het tempelhuis is zweren zowel bij het tempelhuis als – niet: bij het goud, maar – bij Hem Die daarin woont.

De Heer voegt er nog een aspect aan toe, waarbij Hij van het spreken over de aarde naar het spreken over de hemel gaat. Ook bij de hemel wordt gezworen. Ook hier geldt dat het niet om het uiterlijk gaat, maar om het innerlijk. In de hemel is de troon van God, dat moeten ze goed bedenken. En op die troon zit God, ook dat moeten ze goed bedenken. Als ze dit alles tot zich zouden laten doordringen, zouden ze hun onderwijs over het zweren wel gaan herzien.

Copyright information for DutKingComments